Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20734/GA, 11 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:11-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/20734/GA

 

Betreft [klager]

Datum 11 januari 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van het Detentiecentrum (DC) Rotterdam (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij niet al zijn bagage mocht meenemen bij zijn uitzetting naar Duitsland.

De beklagcommissie bij het DC Rotterdam heeft op 22 maart 2021 het beklag gegrond verklaard en zou, na de directeur te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager was geboden (DC-2020-000507). De beklagcommissie heeft, kort gezegd, het beklag gegrond verklaard omdat niet met een door klager getekende afstandsverklaring is aangetoond dat hij vrijwillig spullen heeft achtergelaten in het DC Rotterdam. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De voorzitter van de beklagcommissie heeft op 15 november 2021, na de directeur te hebben gehoord, aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,-.

De directeur heeft tegen de uitspraak van de beklagcommissie beroep ingesteld. In beroep heeft de directeur de hiervoor genoemde afstandsverklaring – door klager getekend op 3 december 2020 – alsnog overgelegd.

De beroepscommissie heeft de directeur en klagers gemachtigde bij het Meldpunt Vreemdelingendetentie in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Klager kon deze gelegenheid niet worden geboden, omdat van hem geen adres bekend is.

 

2. De ontvankelijkheid

Een gedetineerde kan bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing (artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw)). Onder ‘gedetineerde’ wordt verstaan: een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaatsvindt (artikel 1, aanhef en onder e, van de Pbw). Deze bepalingen, in samenhang gelezen, betekenen dat het instellen van beklag niet mogelijk is na afloop van de detentie.

Uit het dossier volgt dat klager op 26 november 2020 in vreemdelingenbewaring werd genomen en dat hij op 4 december 2020 is uitgezet naar Duitsland. Het klaagschrift is namens klager ingediend op 11 december 2020. Er is dus beklag ingesteld op het moment dat klager geen gedetineerde meer was in de zin van de Pbw.

De beklagcommissie had klager dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal daarom het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

 

Deze uitspraak is op 11 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter,
mr. E. Dinjens en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven