Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1126/GV, 5 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1126/GV

betreft: [klager] datum: 5 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 mei 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. M. Hoekzema, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Aan klager is op 19 juni 2006 lijfsdwang opgelegd van 434 dagen. Met het CJIB is inmiddels een betalingsregeling overeengekomen. Volgens jurisprudentie van de beroepscommissie dient de
lijfsdwang
niet meegeteld te worden bij de berekening van het strafrestant. Dit standpunt is later in een brief van de Raad aan klager bevestigd. Dit betekent dat klagers einddatum op 10 december 2008 ligt en hij wel degelijk in aanmerking komt voor verlof. De
selectiefunctionaris berekent ten onrechte de lijfsdwang mee voor het strafrestant. Een verlof is opportuun in het kader van een voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij. Het is onlogisch slechts een ontvluchtingsgevaar af te leiden uit het
feit
dat er lijfsdwang is opgelegd. Klager is niet vluchtgevaarlijk, zijn gedrag binnen de inrichting is goed. De openstaande zaak waarnaar de selectiefunctionaris verwijst, betreft een cassatie. Deze is inmiddels ingetrokken. Klager wil graag zijn oma die
ziek is, snel kunnen bezoeken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit informatie van het BSD is gebleken dat het CJIB geen betalingsregeling met klager heeft gesloten over de lijfsdwangzaak. De lijfsdwang kan niet worden meegeteld voor het
strafrestant. In tegenstelling tot opgelegde vrijheidsstraffen, heeft een lijfsdwang geen resocialiserend karakter. De lijfsdwang is een pressiemiddel om klager tot betaling te dwingen. Gelet op het feit dat klagers einddatum pas in januari 2010 ligt,
is het toekennen van vrijheden voor het voorbereiden op een terugkeer in de maatschappij, thans niet opportuun. Het risicoprofiel van klager is zo hoog dat het toekennen van algemeen verlof niet verantwoord is. Een reëel ontvluchtingsgevaar is niet uit
te sluiten.

Op klagers verlofaanvraag heeft de directeur van het huis van bewaring Zwaag negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, wegens oplichting en valsheid in geschrifte. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van in totaal drie maanden. De fictieve v.i.-datum van de
opgelegde gevangenisstraf is op of omstreeks 10 december 2008. Aansluitend hierop dient klager een lijfsdwang te ondergaan van in totaal 434 dagen. De einddatum van klagers detentie is op 17 februari 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) komt een gedetineerde in aanmerking voor algemeen verlof wanneer hij, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf en
zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder s, t en u, Pbw wordt de lijfsdwang niet meegenomen voor de berekening van het strafrestant. Dit betekent dat voor de vraag
of klager in aanmerking komt voor algemeen verlof, moet worden uitgegaan van de (fictieve) v.i.-datum. Nu deze datum in het geval van klager ligt binnen bovengenoemde termijn, komt klager in beginsel in aanmerking voor algemeen verlof. Dit is slechts
anders indien de aanvraag voor verlof moet worden afgewezen op één van de in artikel 4 van de Regeling genoemde weigeringsgronden. Door de Staatssecretaris is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat klagers verlofaanvraag moet worden afgewezen vanwege een
reëel vluchtgevaar. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze
uitspraak.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 5 juni 2008

secretaris voorzitter

Naar boven