Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27005/GM, 21 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/27005/GM

      

Betreft [klager]

Datum 21 oktober 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij te lang met een gebroken hand heeft moeten wachten op behandeling.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld.

Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is meerdere malen geprobeerd om in contact te komen met de medische dienst voor het maken van een röntgenfoto van zijn hand. Klager vraagt zich af waarom ze niet hun verantwoording nemen en erkennen dat ze fout zitten. Klager kan zich er niet in vinden dat door de medisch adviseur de schuld toch enigszins bij hem wordt neergelegd.

De medische dienst is nalatig geweest met betrekking tot de zorgplicht. 

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is op 9 maart 2022 door een collega gezien. De conclusie van het gesprek en de beoordeling was:

“O/Li hand: minimaal wondje distale MC5, bloedt niet. In rust normale stand. Geïsoleerde flexie en extensie in DIP en in PIP mogelijk, wel antalgisch beperkt. Geen mallet. Verloop pees bij palpatie intact, geen dele of zwelling. Geen hematoom. Geen evid zwelling. Asdrukpijn-.

c/beknelling 5e straal hand links,

Plan/Beleid: Warm houden, pcm supp max 4dd1 zn, goed in beweging blijven vuist maken vingers spreiden trommelen etc, evt. warm badje, hand hoog als het klopt, morgen herbeoordeling MD vpk of functie verbeterd, zn arts mee laten kijken.”

Op 10 maart 2022 heeft de inrichtingsarts klager zelf beoordeeld:

“s/WK ha. c/meekijken bij consultatie vpk. Pijn neemt toe zwelling is meer volgens pt. wil absoluut geen pijnstilling.

o/hematoom palmaire zijde. thv 4/5 straal mc. asdrukpijn 5e straal. vooral thv mc. flexie / extensie: allemaal pijnlijk.

p/ x hand dan maar, geopperd dat niet gebruiken ook meer problemen kan opleveren. Daarom is pijnstilling zo belangrijk. formulier geschreven.”

Klager is vervolgens verwezen naar Radiologie. Blijkens het dossier werd klager daar op 14 maart 2022 verwacht, maar was het fout gegaan bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) en is een nieuwe afspraak ingepland. Klager is vervolgens op 17 maart 2022 wel vervoerd naar Radiologie, alwaar een  foto is gemaakt. Daaruit blijkt:

"Subcapitale fractuur MC 5 hand links

Beleid: I.o.m. chirurg:

Volair spalk, geen repositie

Patiënt is naar GVM gegaan voor gips wegens 8 dagen oude fractuur

Vervolgafspraken via gipskamer

Naar huis, Revisie:

Worden via gipskamer en PI geregeld. Controle Gipskamer"

De inrichtingsarts begrijpt dat klager zich beklaagt over de gang van zaken en dat er meerdere verzoeken zijn geweest aan de medische dienst om de foto te maken.

Helaas ziet de inrichtingsarts die notities niet terug in het dossier. Mogelijk kunnen de verpleegkundigen daar mondeling wel een toelichting over geven. Feit is dat op 10 maart 2022 het verzoek is ingediend klager voor x-diagnostiek te vervoeren. Op de logistiek vanuit DV&O heeft de inrichtingsarts echter geen invloed.

Hiernaast is door het hoofd Zorg een nadere reactie gegeven. Bestreden wordt de passage in het bemiddelingsadvies waarin staat dat de huisarts en verpleegkundige hadden kunnen nagaan wat de uitslag van de foto was, zodat men er achter zou zijn gekomen dat deze nog niet was gemaakt en men eerder actie had kunnen ondernemen. Een resultaat naar aanleiding van bijvoorbeeld een röntgenfoto komt altijd vanzelf terecht bij de medische dienst/in het medisch dossier (initiatief ziekenhuis/specialist). Van erachteraan gaan is geen sprake en dat is ook geen realistische opdracht. De huisarts deed een adequate verwijzing en de transportorder was gemaakt. Hiermee mag verwacht worden dat de belangrijkste stappen vanuit de dienst zorg zijn gezet. Het nader controleren doet een oneigenlijk beroep op de tijd en het werk van de zorgprofessionals.  

3. De beoordeling

Op grond van de stukken en de medische informatie stelt de beroepscommissie vast dat klager op 9 maart 2022 met zijn linkerhand klem heeft gezeten. Klager is op 9 maart en 10 maart 2022 gezien door de inrichtingsarts. Op 10 maart 2022 is besloten klager door te verwijzen om een röntgenfoto te laten maken. DV&O kon niet voor 11 maart 2022 vervoer regelen. Daarom is de aanvraag na het weekend gepland op 14 maart 2022, maar er is iets fout gegaan bij DV&O. Er is een nieuwe afspraak gemaakt en uiteindelijk is het vervoer op 17 maart 2022 tot stand gekomen. Klagers pink bleek gebroken te zijn en is in het gips gezet. 

Klager stelt dat hij meerdere keren bij het personeel heeft aangegeven dat er een foto gemaakt moest worden van zijn hand. Personeel van de afdeling zou meerdere keren contact hierover hebben gehad met de medische dienst. Er zou zelfs zijn voorgesteld om klager met een auto naar het ziekenhuis te vervoeren voor het maken van een röntgenfoto. De inrichtingsarts kan dit niet terugvinden in de aantekeningen in het medisch dossier. Uit de stukken valt niet op te maken wat er precies bij DV&O is fout gegaan.

De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts voortvarend heeft gehandeld en klager tijdig heeft verwezen naar het ziekenhuis voor het maken van een röntgenfoto. De omstandigheid dat er bij DV&O op 11 maart 2022 geen vervoer kon worden geregeld en er op 14 maart 2022 iets is misgegaan, kan de inrichtingsarts niet verweten worden. Hoewel voorstelbaar is dat klager doordat hij pas op 17 maart 2022 is vervoerd langer klachten heeft ondervonden, is de beroepscommissie van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van onzorgvuldig medisch handelen aan de zijde van de inrichtingsarts. De beroepscommissie wijst er in dit verband op, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder c, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), dat de directeur zorgdraagt voor het vervoer. Het handelen van de directeur staat in de onderhavige procedure evenwel niet ter beoordeling.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 21 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven