Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26910/GM, 10 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/26910/GM

  

Betreft [klager]

Datum 10 oktober 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat zijn medicatie quetiapine is omgezet van 8 x 25 mg naar 2 x 100 mg per dag, wat volgens hem zeer waarschijnlijk de oorzaak is van zijn lichamelijke klachten (priapisme).

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, gehoord op de digitale zitting van 14 september 2022.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager betwist dat de oorzaak van zijn priapisme niet vastgesteld kan worden. De uroloog in het ziekenhuis heeft tegen hem gezegd dat de oorzaak van het priapisme is gelegen in het feit dat hij in detentie ineens een andere dosering quetiapine heeft gekregen. Klager gebruikt sinds jaar en dag quetiapine in een dosering van 8 tabletten van 25 mg per dag. Hij heeft nooit last gehad van bijwerkingen. Sinds hij gedetineerd zit, is zijn dosering veranderd. De medische dienst heeft – om voor klager onopgehelderde redenen – besloten om klager ineens dagelijks 2 x 100 mg te verstrekken. Sindsdien heeft klager last van priapisme. Dit is niet alleen in lichamelijk opzicht erg bezwarend en pijnlijk voor klager, maar zeker ook in geestelijk opzicht, aangezien hij waarschijnlijk de rest van zijn leven erectiestoornissen zal houden.

De medische dienst heeft het probleem van klager serieus genomen door hem direct naar het ziekenhuis te sturen, klager regelmatig te zien en contact te houden met de uroloog in het ziekenhuis, maar dat is niet waar deze kwestie om draait. De essentie van de klacht is dat de medische dienst niet de dosering van 8 x 25 mg per dag had mogen wijzigen in 2x 100 mg per dag. Quetiapine is een zwaar medicijn dat heftige bijwerkingen kan hebben, zodat uiterst behoedzaam omgegaan moet worden met het voorschrijven daarvan en zeker ook met veranderingen van de dosering bij een patiënt wiens lichaam al jarenlang gewend is aan een bepaalde dosering. De medische dienst heeft een medische fout gemaakt en moet daarom een schadevergoeding aan klager betalen.

Klager heeft ter zitting toegelicht dat hij geen medische behandeling krijgt, maar dat zijn lichaam zelf moet herstellen, wat minstens een jaar gaat duren, en dat sprake zal zijn van blijvende schade. Klager weet niet wie de medicatie heeft gewijzigd in 2 x 100 mg. In de loop van de tijd is de dosering verhoogd. De dosering van 8 x 25 mg krijgt hij al twee jaar voorgeschreven.

De raadsman heeft aanvullend aangevoerd dat er geen andere oorzaak van de klachten te geven is. Klager ondervindt pijnlijke, psychische en sociale gevolgen, eruit bestaande dat hij depressiever wordt en mogelijk onherstelbare schade lijdt.

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is op 8 december 2021 binnengekomen in de penitentiaire inrichting Norgerhaven, met een dosering quetiapine 25 mg 4dd2t. Klager meldt reeds jarenlang gebruik van quetiapine. Op 29 december 2021 heeft klager op het spreekuur van de verpleegkundige gezegd dat hij 200 mg voor de nacht ineens gebruikt en niet 4x per dag 50 mg. Op verzoek van klager heeft vervolgens een omzetting plaatsgevonden van 4dd2t naar 1dd8t van 25 mg (in 2017 wordt in het dossier gemeld: ‘wil graag tabl van 25 mg en niet van 100 mg, omdat hij die van 25 mg beter kan doorslikken’). Op 4 januari 2022 heeft klager verzocht om ophoging van 200 mg naar 250 mg voor de nacht, maar dit werd niet gehonoreerd. Op 20 januari 2022 heeft klager tijdens een consult bij een collega huisarts gemeld dat hij sinds 18 januari 2022 een aanhoudende erectie heeft. Klager meldt dat hij dit twee weken eerder ook heeft gehad, toen hield het vier uur aan en verdween het weer. Klager is op 20 januari 2022 direct verwezen naar de Spoed Eisende Hulp (SEH) en is dezelfde dag nog beoordeeld door de uroloog.

Na het eerste bezoek aan de uroloog is klager meerdere malen gezien door verpleegkundigen en door de huisarts. De inrichtingsarts heeft één brief ontvangen van de SEH met datum 20 januari 2022 en twee brieven ontvangen van de uroloog (van 21 januari 2022 en 4 maart 2022). In de brief van 20 januari 2022 wordt beschreven dat de tabletten quetiapine veranderd waren en verderop staat dat het onduidelijk is of aanpassing invloed zal hebben. Verdere informatie over een eventueel causaal verband of etiologie wordt niet beschreven. De inrichtingsarts wenst zich hierover in zijn reactie ook verder niet uit te laten, want dit is niet aan de inrichtingsarts om te beoordelen.

Aangezien er in de bijsluiter van quetiapine staat dat priapisme een bijwerking kan zijn, is er op 24 januari 2022 met klager besproken om de quetiapine af te bouwen/PM te staken, maar hiervoor stond klager niet open. Op 24 januari 2022 heeft klager voor het eerst aan de verpleegkundige gemeld dat hij, (onbekend hoe lang al) in plaats van 8 x 25 mg, 2 x 100 mg quetiapine kreeg. Op zijn verzoek is aan de apotheek doorgegeven dat klager niet 2 x 100 mg wil, maar 8 x 25 mg. Het recept dat op 29 december 2021 is gemaakt betreft 8 x 25 mg en de apotheek levert dit af op de wijze die zij goed achten. De inrichtingsarts is niet bekend wanneer (en door wie) de keuze is gemaakt om 2 x 100 mg af te leveren. De inrichtingsarts neemt aan dat dit te maken heeft met de gedachte van gebruiksgemak voor de patiënt en mogelijk een prijstechnische kwestie c.q. oplegging door de zorgverzekering (preferentiebeleid). De inrichtingsarts heeft hier echter geen weet van gehad. Zij heeft geen recept voor 2 x 100 mg gemaakt.

Klager gaf op 23 februari 2022 in gesprek met de inrichtingsarts aan, dat hij zelf denkt dat het priapisme komt doordat hij 2 x 100 mg heeft gehad in plaats van 8 x 25 mg. De inrichtingsarts heeft met klager besproken dat dit niet vast te stellen/testen is. Priapisme wordt genoemd als bijwerking van quetiapine en ook na jarenlang gebruik kan een bijwerking alsnog optreden.

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat de inrichtingsarts een recept had gemaakt van 8 x 25 mg quetiapine en dat zij niet weet wie dit heeft gewijzigd in 2 x 100 mg. Dit laatste blijkt ook niet uit het medisch dossier. Klager is voorts, toen hij bij de medische dienst meldde dat hij sinds twee dagen een aanhoudende erectie had, direct verwezen naar de SEH en dezelfde dag is hij gezien door de uroloog. Toen klager  aangaf dat de tabletvorm was gewijzigd, is dit bovendien meteen doorgegeven aan de apotheek, waarmee de medicatie is hersteld. Uit het voorgaande leidt de beroepscommissie af dat de inrichtingsarts geen verwijt treft voor de verkeerde tabletvorm.

In de informatie in het medisch dossier en in de brieven van de uroloog is voorts geen verklaring te vinden voor de klachten van klager. Dat priapisme als mogelijke bijwerking van quetiapine wordt genoemd, betekent nog niet dat daarmee zonder meer een direct verband moet worden aangenomen tussen de gewijzigde tabletvorm en klagers klachten. De beroepscommissie is van oordeel dat dit verband op basis van de informatie in het dossier onvoldoende is komen vast te staan.

De beroepscommissie is daarom van oordeel dat voldoende aandacht is besteed aan de klachten van klager en dat niet is gebleken dat de inrichtingsarts nalatig is geweest bij de aan klager verleende zorg. Het handelen van de inrichtingsarts kan niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 10 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven