Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23791/GA, 3 november 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/23791/GA

    

Betreft [Klager]

Datum 3 november 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij, in strijd met de aan hem opgelegde toezichtsmaatregelen, met andere gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM) moest beeldbellen.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 11 oktober 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (IJ-2021-001079). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. R. van ‘t Land, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, mr. V.M. Heerbaart die waarnam voor klagers raadsman mr. R. van ‘t Land, de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Krimpen aan den IJssel, en mevrouw […], juridisch medewerker bij de PI Krimpen aan den IJssel, gehoord op de digitale zitting van 19 augustus 2022.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Ontvankelijkheid

Het beklag is niet-ontvankelijk verklaard omdat klager onvoldoende nauwkeurig zou hebben aangegeven waarover hij klaagt. Klager heeft op zijn beklagformulier uitgebreid aangegeven waar zijn klacht op ziet. Klager heeft gelijktijdig met (de beroepscommissie begrijpt: GVM-) medegedetineerden moeten beeldbellen, terwijl zijn toezichtsmaatregelen uitdrukkelijk voorschrijven dat hij geen relatiebezoek (in dit geval beeldbellen) mag hebben gelijktijdig met andere GVM-gedetineerden en dat toezicht wordt gehouden op zijn individueel bezoek (in dit geval ook beeldbellen). Ten aanzien van het ontbreken van een datum wordt gewezen op de stempel van ontvangst door de beklagcommissie van donderdag 5 augustus 2021 die op het beklagformulier staat. Klager heeft het in zijn klaagschrift over “this monday” waardoor er vanuit kan worden gegaan dat het voorval op maandag 2 augustus 2021 heeft plaatsgevonden. Klager verzoekt de beroepscommissie om de uitspraak van de beklagrechter te vernietigen en de klacht alsnog inhoudelijk te behandelen.

 

Inhoudelijk

Klager is op 8 juli 2020 op de GVM-lijst geplaatst met de status ‘hoog’. Door de directeur zijn diverse toezichtsmaatregelen aan klager opgelegd, waaronder de maatregelen dat het relatiebezoek niet gelijktijdig met andere GVM-maatregelen mag plaatsvinden en dat het individueel bezoek met toezicht plaatsvindt. Enkele toezichtsmaatregelen zijn mede opgelegd in verband met een latente liquidatiedreiging.

Sinds de pandemie is de wijze waarop het relatiebezoek plaatsvindt gewijzigd in die zin dat gedetineerden mogen beeldbellen. In lijn met de aan klager opgelegde toezichtsmaatregelen betekent het voorgaande dat klager niet gelijktijdig met de andere GVM-gedetineerden mag beeldbellen en dat toezicht wordt gehouden op het individueel beeldbellen. Echter gebeurt dit in de praktijk niet. Klager wordt in de gelegenheid gesteld om met meerdere (de beroepscommissie begrijpt: GVM-) gedetineerden tegelijkertijd deel te nemen aan het beeldbellen. Er is aldus geen sprake van individueel beeldbellen en evenmin van niet gelijktijdig beeldbellen met andere GVM-gedetineerden.

 

Gedurende het beeldbellen is het meerdere keren voorgevallen dat medegedetineerden op het beeldscherm van klager konden kijken. Mede gelet op het feit dat enkele toezichtsmaatregelen zijn opgelegd aan klager met het oog op een latente liquidatiedreiging, zou in het geval van klager extra zorg gedragen moeten worden dat de privacy van zijn naasten gewaarborgd is. Klager is dan ook bang dat de veiligheid van zijn partner en anderen hierdoor in gevaar komt. Klager had de mogelijkheid moeten krijgen om in lijn met de aan hem opgelegde toezichtsmaatregelen niet gelijktijdig met andere GVM-gedetineerden te beeldbellen.

 

Standpunt van de directeur

Het is voorgekomen dat klager met andere GVM-gedetineerden heeft moeten beeldbellen. Dat had inderdaad niet mogen gebeuren. Het kan niet uitgesloten worden dat iemand een keer op klagers scherm heeft kunnen kijken, maar die kans is erg klein. Het beeldbellen vindt immers plaats met vier gedetineerden tegelijk, die verspreid over de zaal zitten waar bovendien toezicht op wordt gehouden.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

Op grond van artikel 61, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) vermeldt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Klager heeft in zijn klaagschrift aangegeven dat hij ‘this Monday’ moest beeldbellen met andere GVM-gedetineerden, terwijl dit in strijd is met de aan hem opgelegde GVM-maatregelen. Het klaagschrift is op donderdag 5 augustus 2021 binnengekomen bij de Commissie van Toezicht, waaruit opgemaakt kan worden dat het beeldbellen met andere GVM-gedetineerden op maandag 2 augustus 2021 heeft plaatsgevonden. De beroepscommissie is van oordeel dat klager zijn klacht voldoende nauwkeurig heeft omschreven. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.

 

Inhoudelijk

Onweersproken is dat klager op 2 augustus 2021 met andere GVM-gedetineerden heeft moeten beeldbellen terwijl aan hem (onder andere) de GVM-maatregelen ‘individueel bezoek met toezicht’ en ‘relatiebezoek niet gelijktijdig met andere GVM-gedetineerden’ zijn opgelegd.

Uit jurisprudentie van de beroepscommissie (zie bijvoorbeeld RSJ 23 augustus 2021, 21/20658/GA) volgt dat voor beeldbellen, dat als alternatief wordt aangeboden voor het ontvangen van fysiek bezoek, aansluiting dient te worden gezocht bij artikel 38 van de Pbw. In onderhavig geval dienen de GVM-maatregelen die van toepassing zijn op klagers ‘fysieke’ bezoekmomenten dus ook te worden toegepast op klagers ‘digitale’ bezoekmomenten. Nu klager voor zijn eigen veiligheid, alsmede die van zijn familie, vreest wegens een latente liquidatiedreiging, heeft klager belang bij naleving van deze GVM-maatregelen. De beroepscommissie is van oordeel dat de wijze waarop de directeur uitvoering heeft gegeven aan deze twee maatregelen, in dit geval als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. De beroepscommissie zal derhalve het beklag alsnog gegrond verklaren.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep en het beklag gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €7,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

 

Deze uitspraak is op 3 november 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven