Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24658/GA, 14 november 2022, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/24658/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    14 november 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de vieze staat van en de lekkende douchekraan in de bezoek zonder toezicht (BZT)-ruimte, waardoor hij zijn BZT op 19 oktober 2021 vroegtijdig heeft beëindigd.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 25 november 2021 het beklag ongegrond verklaard (G-2021-636). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.M. McKernan, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw gehoord op de zitting van 9 september 2022 in de PI Vught. Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt en die op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen. De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerker bij de PI Sittard, telefonisch gehoord op de zitting.

Als toehoorder was aanwezig (...), secretaris bij de RSJ.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De directeur heeft aangegeven dat klager zich bij aanvang van het BZT had kunnen melden bij het personeel, zodat er, wanneer er was geconstateerd dat er inderdaad sprake was van een onhygiënische situatie, passende maatregelen hadden kunnen worden getroffen. Klager heeft meteen na het constateren van de onhygiënische situatie het personeel op de hoogte gesteld. Daar werd echter niets mee gedaan. Het is dan ook te kort door de bocht om te redeneren dat de directeur in dezen geen verwijt kan worden gemaakt. 

Uit de huisregels van de PI Sittard (hierna: de huisregels) volgt dat een gedetineerde verantwoordelijk is voor de hygiëne in de bezoekruimte en dat deze de ruimte voor het einde van het bezoek moet schoonmaken. Kennelijk is dat bij het BZT voorafgaand aan dat van klager niet gebeurd. Klager ondervindt daar de gevolgen van. 

Standpunt van de directeur
Als een gedetineerde een vieze BZT-ruimte wordt aangeboden, mag redelijkerwijs worden verwacht dat de gedetineerde die niet accepteert. Op het moment dat een gedetineerde aangeeft dat de BZT-ruimte vies is, kan het personeel er nog iets aan doen. Accepteert een gedetineerde kennelijk toch een vieze BZT-ruimte, dan kan daar achteraf niet zo veel aan worden gedaan. De BZT-ruimtes worden achter elkaar gebruikt. Het is aan de gedetineerden zelf om de ruimtes schoon te maken en te houden. Het personeel heeft namelijk niet de tijd om telkens de ruimtes schoon te maken. Pakketten ten behoeve van het bezoek, bestaande uit onder meer linnengoed en handdoeken, worden voorafgaand aan het BZT uitgereikt aan de gedetineerden. Het personeel komt zelf niet in de BZT-ruimtes. In de lunchpauze tussen 12:00 en 13:00 uur en aan het einde van de dag rond 16:30 uur worden de BZT-ruimtes intensief gereinigd. 

3. De beoordeling
Klagers BZT op 19 oktober 2021 ving om 13:15 uur aan en zou initieel duren tot 15:45 uur. Klager heeft aangevoerd dat in de BZT-ruimte in de douche en tegen de muur semen zat en dat de douchekraan lekte. Dit heeft gemaakt dat klager zijn BZT om 14:30 uur vroegtijdig heeft  beëindigd. Onweersproken is dat met klagers melding hiervan aan het personeel van zijn afdeling niets is gedaan. Bij deze stand van zaken gaat de beroepscommissie uit van de juistheid van deze melding.

De beroepscommissie merkt op dat in de huisregels die zien op BZT in de bezoekruimte niets is bepaald over een controle van de ruimte door de gedetineerde samen met het dienstdoende personeel voorafgaande aan het bezoek en het in orde maken daarvan. Bij BZT in een familiekamer is een dergelijke bepaling wel opgenomen.

Om deze reden kan niet aan klager worden tegengeworpen dat hij zijn bevindingen niet voor aanvang van dan wel aan het begin van zijn BZT aan het dienstdoende personeel heeft gemeld en dat, nu hij dit niet heeft gedaan, niet meer naar een passende oplossing gekeken kon worden. 

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur onvoldoende zorg heeft gedragen voor het daadwerkelijk invulling kunnen geven aan het aan klager toegekende BZT, nu de bezoekruimte vies en deels ondeugdelijk was. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij acht een tegemoetkoming van €20,- op zijn plaats.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €20,-.


Deze uitspraak is op 14 november 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. P. Jacobs, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven