Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0331/GM, 14 mei 2008, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/331/GM

betreft: [klager] datum: 14 mei 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.A. Winter, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de detentieboot Stockholm te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 januari 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 17 april 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Klagers raadsman mr. V.A. Winter heeft schriftelijk meegedeeld dat hij noch klager ter zitting zal verschijnen.

De inrichtingsarts verbonden aan de detentieboot Stockholm heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 december 2007, houdt in dat klager niet naar het ziekenhuis is vervoerd.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende schriftelijk aangevoerd. Het is niet juist dat klager op 12 november 2007 geweigerd zou hebben om naar het ziekenhuis te gaan, omdat hij zich niet aan veiligheidsvoorschriften wilde houden. Klager heeft zijn kleding moeten
laten wassen in verband met een besmettelijke ziekte op de afdeling. Hij had die dag een trainingsbroek aan en moest voor de afspraak met de longarts in het EMC een spijkerbroek aantrekken. Zijn kleding bevond zich op de badafdeling en hij kon geen
spijkerbroek van de inrichting krijgen omdat ‘het niet zijn week zou zijn’.

Het hoofd van de medische dienst heeft schriftelijk het volgende standpunt ingenomen.
De medische dienst is niet verantwoordelijk voor de veiligheidsaspecten rond het transport van gedetineerden van en naar het ziekenhuis. De medewerkers van de medische dienst zijn niet aanwezig geweest bij de discussie rond het wel of niet weigeren van
klager en kunnen daar derhalve ook geen uitspraak over doen. Klager wordt veelvuldig gezien door zowel de inrichtingsarts als de verpleegkundigen van de medische dienst en wordt voor de noodzakelijke onderzoeken doorverwezen naar de betreffende
medische
specialisten.

3. De beoordeling
Klager beklaagt zich over het feit dat hij niet naar het ziekenhuis is vervoerd. Het transport naar het ziekenhuis was wel geregeld, maar klager heeft niet mee willen werken aan veiligheidsvoorwaarden die aan het transport waren verbonden.
Het bovenstaande betreft geen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts als bedoeld in artikel 28 Pm. Derhalve zal de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beroep verklaren. Daarbij komt dat de beroepscommissie als vermeld in
artikel 69, tweede lid, Pbw op 1 april 2008 al uitspraak heeft gedaan met betrekking tot deze klacht (08/96/GA).

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven