Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27844/GB, 16 september 2022, beroep
Uitspraakdatum:16-09-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/27844/GB          

Betreft [klager]

Datum 16 september 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 10 juni 2022 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. C. Stroobach, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 30 maart 2022 is klager aangehouden op verdenking van het voorhanden hebben van een vuurwapen. Klager nam ten tijde van zijn aanhouding deel aan een PP. Vanwege zijn aanhouding, is de deelname aan het PP beëindigd. Klager heeft verklaard nooit een vuurwapen voorhanden te hebben gehad. Op 2 mei 2022 is door de officier van justitie een vordering tot opheffing van de gevangenhouding ingediend. Op het wapen werden namelijk sporen aangetroffen van een ander persoon. Op 6 mei 2022 heeft het Openbaar Ministerie (OM) aangegeven dat het PP weer in gang kon worden gezet en op 9 mei 2022 heeft de raadkamer van de rechtbank Amsterdam besloten tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Ten tijde van de bestreden beslissing was het voldoende duidelijk dat klager zich niet schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Klager was immers niet veroordeeld en slechts verdachte in een strafrechtelijk onderzoek.

Bovendien is het verblijfadres goedgekeurd, heeft de reclassering positief geadviseerd en had klagers casemanager al mondeling toegezegd dat klager zijn PP mocht hervatten. Van overtreding van voorwaarden voor deelname aan het PP is geen sprake, nu klager ten onrechte is aangemerkt als verdachte.

Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wordt het resocialisatiebeginsel van steeds groter belang naarmate het einde van de straf nadert. Dit is in klagers geval zeker aan de orde.

Verzocht wordt onder meer om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat klagers deelname aan een eerder PP is beëindigd op 12 april 2022, omdat hij verdacht werd van een nieuw strafbaar feit (het in het bezit hebben van een vuurwapen). Klager is daarvoor in voorlopige hechtenis genomen en de officier van justitie heeft op 2 mei 2022 een last tot invrijheidstelling afgegeven. Klager heeft naar aanleiding van dat bericht verzocht om opnieuw deel te nemen aan een PP. Dat verzoek is afgewezen, omdat op dat moment slechts duidelijk was dat klager niet langer in voorlopige hechtenis zat voor die verdenking. Dit staat niet gelijk aan een sepot of vrijspraak.

Op 21 juli 2022 heeft klagers raadsvrouw stukken nagestuurd waaruit blijkt dat het OM de zaak heeft geseponeerd. Deze berichtgeving is ruim een maand na de afwijzende beslissing binnengekomen.

Op 1 augustus 2022 heeft verweerder een verzoek ingediend bij de inrichting om nogmaals een selectievoorstel op te stellen, nu bekend is dat de zaak geseponeerd is. Op 22 augustus 2022 is hiervoor gerappelleerd. Zodra de inrichting het selectieadvies heeft opgesteld, zal dit door verweerder met voorrang in behandeling worden genomen.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 27 februari 2019 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden met aftrek, wegens een woningoverval. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 26 november 2022.

Artikel 9 van de Penitentiaire maatregel stelt als voorwaarde voor deelname aan een PP dat de gedetineerde zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Verweerder heeft klagers verzoek tot deelname aan een PP afgewezen, omdat klagers deelname aan een eerder PP op 12 april 2022 is beëindigd in verband met een verdenking van een nieuw strafbaar feit.

Het bestaan van een verdenking dat de gedetineerde zich (recent) aan een nieuw strafbaar feit schuldig heeft gemaakt (tijdens deelname aan een PP), kan voldoende reden vormen om de gedetineerde niet (langer) aan een PP te laten deelnemen. In klagers geval was de voorlopige hechtenis in verband met het nieuwe strafbare feit ten tijde van de bestreden beslissing – op 10 juni 2022 – al op 9 mei 2022  opgeheven wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. Er was nog geen sprake van een sepot of vrijspraak.

Uit de stukken blijkt daarnaast dat de officier van justitie voor, dan wel uiterlijk op 6 mei 2022 naar de inrichting heeft gemaild dat klagers PP wat het OM betreft weer in gang kon worden gezet. Nu het OM voorafgaand aan de bestreden beslissing al heeft laten weten dat klagers PP weer in gang kon worden gezet en dit tevens duidelijk benoemd wordt in het positieve selectieadvies, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk is. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Nu klager van 10 juni 2022 tot en met de datum waarop verweerder uiterlijk een nieuwe beslissing moet nemen, ten onrechte niet heeft deelgenomen aan een PP, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €300,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €300,-.

Deze uitspraak is op 16 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven