Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27848/GB, 3 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27848/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    3 oktober 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) op 14 april 2022 verzocht om overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad of de PI Achterhoek te Zutphen. 

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering van verweerder om een beslissing te nemen op klagers verzoek.

Verweerder heeft op 8 augustus 2022 klagers verzoek afgewezen.

2. De beoordeling
Hoewel verweerder inmiddels op het verzoek heeft beslist, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat in beroep (tijdig) is verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Op grond van artikel 18, derde lid, in verbinding met artikel 17, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) dient verweerder binnen zes weken een beslissing te nemen op het ingediende verzoekschrift. Dit is niet gebeurd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu inmiddels op het verzoek is beslist, zal verweerder niet worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers verzoek.

Ten aanzien van het verzoek om een tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt.

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een verzoek beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door verweerder. Daarbij komt dat klagers verzoek uiteindelijk is afgewezen. De beroepscommissie ziet slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding om enkel vanwege het niet-tijdig beslissen door verweerder een tegemoetkoming toe te kennen. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval geen sprake.

Ten overvloede
Voor zover klagers raadsman stelt dat klager gebruikmaakt van zijn recht op een dwangsom, geldt het volgende. De beroepscommissie heeft in eerdere uitspraken al aangegeven dat de Pbw de dwangsom niet kent. De beroepscommissie zal in het vervolg dergelijke verzoeken van deze raadsman negeren. 

3. De uitspraak
De beroepsrechter verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe. 


Deze uitspraak is op 3 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven