Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27929/GA, 7 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/27929/GA

       

Betreft [klager]

Datum 7 oktober 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft op 14 februari 2022 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft op 14 juni 2022 het beklag ongegrond verklaard (R-2022-000185). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verzocht om kortdurend re-integratieverlof om een aantal voertuigen te schorsen, een postbus te legen en rekeningen te betalen, een testament bij de notaris aan te passen en om zijn moeder te bezoeken. Klager betoogt waarom het verlenen van kortdurend re-integratieverlof voor hem noodzakelijk is. Het verlof heeft een positieve invloed op een succesvolle terugkeer in de maatschappij, omdat hij de genoemde zaken niet in de inrichting kon regelen en omdat het verder oplopen van schulden zou worden voorkomen. Bovendien vertoonde klager enkel positief gedrag en verbleef hij in het plusprogramma.

Dat klager (ten tijde van de bestreden beslissing) verdachte is in drie, nog lopende strafzaken is geen redelijke en geen wettelijk verankerde grond tot afwijzing. Het gaat enkel om een rolzitting op 10 oktober 2022, zoals de bijgevoegde dagvaarding laat zien. Een inhoudelijke behandeling van de strafzaken was niet in zicht. De einddatum van klagers detentie stond dus vast en kon niet meer verschuiven. Hij zou op 16 augustus 2022 vrijkomen. Klager verzoekt een tegemoetkoming.

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert. Artikel 15, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) betekent dat re-integratieverlof alleen wordt verleend indien sprake is van een veroordeling zonder verdere openstaande strafzaken. Klager heeft nog meerdere strafzaken openstaan, waarvan de behandeling staan gepland in oktober 2022.

3. De beoordeling

Klager was sinds 20 oktober 2021 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van tien maanden in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Op 16 augustus 2022 is hij in vrijheid gesteld.

De wet- en regelgeving

In artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet is – voor zover hier relevant – bepaald dat de directeur ervoor zorgdraagt dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een D&R-plan wordt vastgesteld. Het D&R-plan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast. Het D&R-plan vermeldt in ieder geval:

-    de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde probeert te behalen;

-    de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt;

-    de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt;

-    de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van de gedetineerde, voor zover deze ontbreken.

In artikel 15 van de Regeling staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag.

De overwegingen van de beroepscommissie

De directeur heeft klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof allereerst afgewezen, omdat de einddatum van zijn detentie ten tijde van de bestreden beslissing onvoldoende vaststond. Volgens de directeur ging het hierbij om drie ‘openstaande zaken’, waarin rechtbankzittingen zouden zijn gepland vóór 16 augustus 2022. In beroep noemt de directeur dat de (inhoudelijke) behandeling van deze strafzaken zijn voorzien voor oktober 2022.

Het voorgaande had naar het oordeel van de beroepscommissie niet ten grondslag kunnen worden gelegd aan de afwijzing van klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof. Klager was gedetineerd vanwege de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarmee stond de einddatum van zijn detentie in principe vast. In het dossier bevinden zich geen aanknopingspunten voor het scenario dat aansluitend aan deze detentietitel een gevangenisstraf ten uitvoer zou worden gelegd, naar aanleiding van een nieuwe veroordeling. Het was, met andere woorden, ten tijde van de bestreden beslissing onvoldoende aannemelijk dat de op 16 augustus 2022 vastgelegde einddatum nog had kunnen verschuiven. 

De beroepscommissie is niettemin van oordeel dat klagers verzoek in redelijkheid kon worden afgewezen. Zij overweegt hiertoe als volgt.

Re-integratieverlof wordt alleen verleend ten behoeve van een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan (artikel 15, eerste lid, van de Regeling). Dit betekent dat de verlofactiviteit onderdeel dient uit te maken van en dienstig is aan het re-integratietraject van de gedetineerde. Voor het kortdurend re-integratieverlof in het bijzonder geldt dat dit primair is bedoeld voor het regelen van praktische zaken op de gebieden werk en inkomen, identiteitsbewijs, zorg, schuldhulpverlening en onderdak. Ook voor familiebezoek kan kortdurend re-integratieverlof worden toegekend, indien dit bezoek in dienst staat van de re-integratie van de gedetineerde, zoals dat blijkt uit zijn D&R-plan.

Klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof stond niet in het teken van zijn re-integratietraject. Uit het dossier blijkt niet dat een D&R-plan was opgesteld. Het is, zo dit in januari/februari 2022 wel het geval was, niet bekend of het verzoek verband hield met de in dit plan opgestelde re-integratiedoelen, waarvoor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof (mogelijk) noodzakelijk was. Klager heeft argumenten aangedragen waarom het verlof volgens hem nodig was, maar heeft daarbij niet toegelicht op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdroeg of in dienst stond van de re-integratiedoelen in zijn D&R-plan (vergelijk bijvoorbeeld RSJ 28 februari 2022, 21/23557/GV en latere uitspraken van de beroepscommissie). Evenmin is duidelijk geworden hoe klager binnen de muren van de inrichting had gewerkt aan de voor het verzoek relevante re-integratiedoelen.

Het voorgaande dient naar het oordeel van de beroepscommissie te leiden tot ongegrondverklaring van het beroep. De beroepscommissie bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie en doet dat met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 7 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven