Nummer 21/24978/GV
Betreft [klager]
Datum 14 september 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 december 2021 klagers verzoeken om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.
Klagers raadsman, mr. R. van ‘t Land, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager komt sinds 5 november 2021 in aanmerking voor kortdurend re-integratieverlof. Verweerder heeft dan ook ten onrechte gesteld dat het ‘te vroeg’ zou zijn om klager de familiebanden te laten herstellen. Met betrekking tot de stelling van verweerder dat het verzoek onvoldoende gemotiveerd zou zijn, geldt dat het op de weg van verweerder had gelegen om nadere stukken en informatie op te vragen, alvorens een beslissing te nemen. Dat het Openbaar Ministerie het onverstandig vindt om aan klager verlof toe te kennen ten aanzien van het sociale netwerk is onterecht. Klager is op 22 april en 2 juli 2022 met kortdurend re-integratieverlof geweest. Die verloven zijn goed verlopen.
Familiebezoek
Klager wenste de feestdagen door te brengen met zijn dertienjarige dochter. Zij heeft het er zwaar mee dat haar vader gedetineerd is. Zij bezoekt klager liever niet in de inrichting. In de familiekamer raakt zij van streek. Daar komt bij dat klager op 21 december 2021 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Dit nieuws heeft klagers dochter wederom van streek gemaakt. Klager wil haar hier graag over spreken. Klager wil werken aan stabiel gezinscontact en invulling geven aan zijn rol als vader. In dit kader verwijst klager naar artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarnaast wilde klager tijdens de feestdagen een bezoek brengen aan een vriendin die klager als zijn oma beschouwt. Klager belt wekelijks met haar en zij is vanwege haar gezondheid niet in staat om de inrichting te bezoeken. Ze is 86 jaar oud, hartpatiënt en zeer slecht ter been.
Makelaar
Klager had persoonlijk aanwezig moeten zijn bij het gesprek met de makelaar en de inspectie van de woning. De bespreking zou over (on)zichtbare gebreken aan de woning en over de vragen van de kopers gaan. De woning is op 28 februari 2022 gepasseerd.
Verzocht wordt onder meer om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van verweerder
Familiebezoek
Ten tijde van de bestreden beslissing was het onduidelijk wie klager tijdens het verlof had willen bezoeken. Dit is van bijzonder belang, omdat de delicten die klager heeft gepleegd, direct zijn gerelateerd aan zijn sociaal netwerk. Het OM heeft laten weten dat er sprake is van een crimineel sociaal netwerk, wat een risicofactor betreft. Daarnaast is het, door het ontbreken van een concreet verzoek, niet duidelijk geworden op welke wijze het re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het Detentie & Re-integratieplan (D&R-plan) zijn vastgelegd. Het is aan klager om zijn verzoek concreet te omschrijven en te onderbouwen. Dat klager eerst in beroep zijn verzoek nader specificeert door namen te noemen, maakt niet dat de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk is.
Verweerder heeft klagers verzoek ook afgewezen omdat klager pas vanaf 29 augustus 2022 in aanmerking kan komen voor deelname aan een penitentiair programma. Verweerder stelt thans dat de wet de mogelijkheid tot het verlenen van kortdurend re-integratieverlof ten tijde van de bestreden beslissing evenwel niet belette, zodat dit de afwijzing van het verzoek niet kon dragen. Dit doet echter aan het voorgaande niet af.
Makelaar
Het is niet duidelijk waarom klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is om zijn re-integratiedoel te doen slagen. Klager had de verkoop van zijn woning immers ook binnen de muren van de inrichting kunnen regelen. Dat blijkt ook wel uit het feit dat klager zijn huis inmiddels heeft verkocht (zie RSJ 19 mei 2022, 22/26271/GV). Daarbij komt dat klager eerder om strafonderbreking heeft verzocht, om zijn huis leeg te halen. Ook heeft hij om incidenteel verlof verzocht om een bezoek te brengen aan zijn fiscalist en notaris. Beide verzoeken zijn gedaan in het kader van de verkoop van zijn woning. Deze verzoeken zijn afgewezen en de daartegen ingestelde beroepen zijn ongegrond verklaard (zie RSJ 17 september 2021, 21/23217/GV en RSJ 19 mei 2022, 22/26271/GV).
3. De beoordeling
Klager is sinds 19 oktober 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 6 juni 2023.
De wet- en regelgeving
In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
- de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
- de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
- de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
- de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.
In artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is – voor zover hier relevant – bepaald dat de directeur ervoor zorgdraagt dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een D&R-plan wordt vastgesteld. Het D&R-plan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast. Het D&R-plan vermeldt in ieder geval:
- de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde probeert te behalen;
- de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt;
- de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt;
- de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van de gedetineerde, voor zover deze ontbreken.
In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag.
In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan).
De bestreden beslissing
Verweerder heeft klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen, omdat zijn verzoek om verlof met betrekking tot familiebezoek niet concreet genoeg zou zijn en omdat het niet aannemelijk zou zijn geworden dat klagers aanwezigheid bij de makelaar noodzakelijk was.
De overwegingen van de beroepscommissie
De beroepscommissie stelt vast dat klager op grond van artikel 19, tweede lid, van de Regeling in aanmerking kan komen voor kortdurend re-integratieverlof.
De beroepscommissie stelt voorop dat bij een verzoek om kortdurend re-integratieverlof inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt met zich mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke manier wordt beoogd de betreffende re-integratiedoelen te bereiken.
Familiebezoek
In het D&R-plan van 2 december 2021 staat als re-integratiedoel omschreven het ‘herstellen/versterken van de relatie met dochter/vriendin’. Namens klager is op 12 oktober 2021 verzocht om kortdurend re-integratieverlof voor 25 december 2021. Uit het vrijhedenadvies van 25 november 2021 volgt dat het verzoek ook op kortdurend re-integratieverlof voor 1 januari 2022 zag. In het verzoek is benoemd dat klager Eerste Kerstdag met ‘familie en vrienden’ wenst door te brengen. Hij wenst een feestdag te kunnen vieren in een voor hem vertrouwde omgeving, om zo de band met zijn ‘netwerk’ te versterken en te herstellen.
De beroepscommissie is – evenals verweerder – van oordeel dat dit verzoek niet concreet genoeg is. Het is niet duidelijk of klager zijn dochter/vriendin (zoals bedoeld in het D&R-plan) of andere familie en vrienden wilde bezoeken. Zodoende was ten tijde van de bestreden beslissing niet bekend hoe klagers verzoek om verlof paste binnen zijn re-integratietraject en voldeed het verzoek daarmee niet aan artikel 15 van de Regeling. Dat namens klager nu in beroep is gespecificeerd om welke personen het gaat, namelijk zijn dochter en een vriendin die hij als oma beschouwt, doet aan het voorgaande niet af. Hierover had klager eerder duidelijkheid moeten verschaffen.
Daarbij komt dat klager graag de feestdagen rondom Kerst en oud en nieuw samen door wilde brengen. Dat is nu niet meer aan de orde. Mocht klager ten behoeve van zijn re-integratiedoel het ‘herstellen/versterken van de relatie met dochter/vriendin’ zijn dochter en/of zijn ‘soort’ oma willen bezoeken, dan kan klager daarvoor eventueel een nieuw en geconcretiseerd verzoek om kortdurend re-integratieverlof indienen.
Makelaar
In het D&R-plan van 2 december 2021 staat als re-integratiedoel omschreven ‘schulden niet op laten lopen’. Namens klager is op 15 november 2021 verzocht om kortdurend re-integratieverlof voor een bezoek aan de makelaar in verband met de verkoop van zijn woning. Kortdurend re-integratieverlof is bestemd voor in het D&R-plan vastgelegde re-integratieactiviteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht (Kamerstukken II 2018/19, 35 122, nr. 3, p. 16). Tegen deze achtergrond mag van klager worden verlangd dat hij toelicht waarom zijn persoonlijke aanwezigheid, in dit stadium van zijn detentie, buiten de inrichting in redelijkheid noodzakelijk is om zijn re-integratiedoel te doen slagen. Op grond van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat deze noodzaak onvoldoende aannemelijk is geworden. De beroepscommissie is – net zoals in RSJ 19 mei 2022, 22/26271/GV – van oordeel dat de makelaar zelf de vragen van de koper had kunnen beantwoorden en ook de woning had kunnen (laten) inspecteren.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 14 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter