Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20791/GM, 30 september 2022, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/20791/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    30 september 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich over de gang van zaken rond zijn medicatie (met name methylfenidaat) en de (huid)klachten die hij kreeg.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, mr. S. van der Eijk, en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Voordat klager in de PI Almelo verbleef kreeg hij opbouwende medicatie voor ADHD voorgeschreven door de GGZ. Klager gebruikte Concerta 36 mg en Ritalin 10 mg. De combinatie langwerkende en kortwerkende medicatie was geen probleem volgens zijn behandelaren. Klager heeft dit bij binnenkomst in de PI Almelo op 6 november 2020 meteen aangegeven. Vervolgens kreeg klager twee keer per dag langwerkende Concerta 36 mg voorgeschreven en geen kortwerkende Ritalin. Klager had geen rust meer in zijn hoofd en heeft meerdere nachten niet geslapen. De psychiater heeft aangegeven dat Ritalin in de PI niet werd voorgeschreven. De psychiater heeft vervolgens 54 mg en 18 mg langwerkend Concerta voorgeschreven. Uit de bijsluiter, die klager later pas van zijn mentor had gekregen, bleek echter dat de maximale dosering 54 mg per dag was. Klager heeft bij de psychiater aangegeven dat hij rode vlekken op zijn huid en jeuk kreeg. Aan klager is een allergiepil gegeven en er is een bloedtest uitgevoerd in verband met zijn huidklachten. Aan klager is ook een zalf en doucheolie voorgeschreven. Er is tijdelijk Medikinet voorgeschreven. Op 4 januari 2021 had klager het zwaar en is hij op het spreekuur van de inrichtingsarts geweest. Alle medicatie is gestopt en klager is doorverwezen naar een dermatoloog. Volgens de bijsluiter mag de medicatie nooit abrupt beëindigd worden. De zalf voor zijn huid gebruikte klager al langer dan de in de bijsluiter genoemde maximale periode. Klager heeft nog steeds een gevoelige huid. Uiteindelijk heeft klager tot zijn verbazing wel Ritalin voorgeschreven gekregen. In zijn ogen is er meer dan twee maanden met hem geëxperimenteerd, met allerlei bijwerkingen als gevolg. Klager heeft lichamelijk en geestelijk zwaar geleden. Klager verzoekt om een tegemoetkoming voor het leed dat hij heeft ondervonden. 

Standpunt van de inrichtingsarts
De inrichtingsarts heeft gereageerd door toezending van het medisch dossier. 

3. De beoordeling
Aan klager is na binnenkomst in de PI een langwerkend methylfenidaat voorgeschreven en de dosering is daarna nog aangepast. Er is contact geweest met de GGZ, maar er werd in detentie geen Ritalin voorgeschreven. Klager kreeg huidklachten waarvan hij vermoedt dat dit een allergische reactie was op de langwerkende Concerta. Er werd een allergiepil voorgeschreven en een bloedtest aangevraagd. Er was tussentijds Medikinet voorgeschreven maar weer overgegaan op Concerta. Klager heeft kalmerende doucheolie en een zalf gekregen. Op 5 januari 2021 is alle medicatie tijdelijk gestopt in verband met een allergische reactie en forse huiduitslag en is klager naar de dermatoloog verwezen. In de aantekeningen in het medisch dossier valt te lezen dat op 15 januari 2021 de psychiater Ritalin heeft besproken en dat eind januari de huidklachten op zijn retour waren.

Aan klager is in plaats van Ritalin Concerta voorgeschreven. Ritalin en Concerta bevatten methylfenidaat als werkzame stof. Bekend is dat er aanwijzingen zijn dat Concerta een minder groot roeseffect heeft dan Ritalin, waardoor Concerta mogelijk minder verslavend is dan Ritalin. In penitentiaire inrichtingen geldt het beleid om bij voorkeur een ander methylfenidaat bevattend middel voor te schrijven dan Ritalin. De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts een zelfstandige afweging kan maken over het te volgen medicatiebeleid. De medicatie is door de inrichtingspsychiater en de medische dienst met klager besproken en klager is naar de dermatoloog verwezen voor zijn huidklachten. Dat de aan klager voorgeschreven medicatie niet dezelfde is als de medicatie die hij eerder kreeg, is niet zonder meer onzorgvuldig te noemen. Hoewel de mogelijkheid dat de huidklachten een allergische reactie waren op de medicatie niet is uit te sluiten, biedt het dossier geen antwoord op de vraag of er sprake was van een rechtstreeks verband. Aan klagers klachten is voortdurend serieus aandacht besteed en er is steeds gezocht naar de juiste dosering en vorm van de medicatie. Uiteindelijk is aan klager alsnog Ritalin voorgeschreven. De beroepscommissie is onder deze omstandigheden niet gebleken van onzorgvuldig medisch handelen door of namens de inrichtingsarts.  

Gelet op het voorgaande kan het handelen door of namens de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 30 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven