Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29268/SGA, 9 september, schorsing
Uitspraakdatum:09-09-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29268/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    9 september 2022


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard (hierna: de directeur) heeft:  
a. aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege provocerend gedrag en een dreigende houding jegens een medegedetineerde en/of personeel, ingaande op 
29 augustus 2022 om 15:30 uur en eindigend op 4 september 2022 om 15:30 uur; en
b. beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma; en
c. beslist om verzoeker in een meerpersoonscel (MPC) te plaatsen.

Verzoekers raadsman, mr. M. Rafik, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk ZB-2022-754 en ZB-2022-755).

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat deels het geval.

a. 
Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat de opgelegde disciplinaire straf afliep op 4 september 2022. Het verzoek onder a. kan dus niet meer tot het beoogde resultaat leiden. Verzoeker heeft in zoverre dan ook geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. De voorzitter zal het verzoek onder a. daarom afwijzen.

b.
Uit de bestreden beslissing komt naar voren dat de directeur verzoeker vanwege fysieke agressie en ernstige bedreiging van een medegedetineerde  op grond van artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) heeft gedegradeerd naar het basisprogramma. Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker – anders dan namens hem is aangevoerd – zich (herhaaldelijk) provocerend toonde naar een medegedetineerde toe. Hij schold de medegedetineerde uit, sloeg daarbij op een tv en dreigde met een mes(je) in zijn hand, waarbij hij tegen de medegedetineerde zei: "wat doe ik dan, ik ben niet bang voor jou". Ook het personeel heeft de situatie als dreigend ervaren, zo volgt uit de stukken. In bijlage 1 van de Regeling is het voornoemde gedrag aangemerkt als ontoelaatbaar gedrag, zodat dit tot directe degradatie leidt. Nu uit de overgelegde stukken naar voren komt dat verzoeker zich (fysiek) agressief en dreigend heeft opgesteld tegenover een medegedetineerde kan de beslissing van de directeur op voorhand niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek onder b. daarom afwijzen.

c.
Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat verzoeker vanwege het incident zoals beschreven onder b. met spoed moest worden overgeplaatst naar een andere afdeling. Namens verzoeker is aangevoerd dat hij op die afdeling, ondanks een contra-indicatie, in een MPC is geplaatst. De directeur voert daarover aan dat verzoeker tijdelijk in een MPC is geplaatst, vanwege het gebrek aan beschikbare eenpersoonscellen (EPC) op de nieuwe afdeling. De directeur geeft aan dit ook een vervelende situatie te vinden en probeert verzoeker voor het weekend in een EPC te plaatsen. 

De voorzitter overweegt als volgt. 
Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker beschikt over een contra-indicatie voor plaatsing in een MPC. Dit is ook bevestigd door de directeur. Verder komt uit de stukken naar voren dat verzoeker op 2 september 2022 is overgeplaatst naar een andere afdeling. Hoewel de directeur daarover heeft aangevoerd dat verzoeker met spoed overgeplaatst moest worden, is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake was van spoed. De voorzitter overweegt daartoe dat de overplaatsing heeft plaatsgevonden vier dagen na het onder b. genoemde incident én tijdens het ondergaan van de disciplinaire straf tot 4 september 2022, waarvoor verzoeker in zijn eigen cel verbleef. Dat verzoeker op dit moment inmiddels zeven dagen in een MPC is geplaatst terwijl hij beschikt over een contra-indicatie, acht de voorzitter zeer onwenselijk. Niet gebleken is dat de directeur alternatieven heeft onderzocht. Dat de directeur zich inspant om verzoeker voor het weekend in een EPC te plaatsen, doet aan het voorgaande niet af. 

Gelet op het bovenstaande kan de beslissing van de directeur om verzoeker (tijdelijk) in een MPC te plaatsen op voorhand als zodanig onredelijk en onbillijk worden aangemerkt, dat het verzoek onder c. zal worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal worden geschorst met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek onder a. en b. af en wijst het verzoek onder c. toe en schorst in zoverre de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 9 september 2022 gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven