Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0887/GV, 13 mei 2008, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/887/GV

betreft: [klager] datum: 13 mei 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 april 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek is afgewezen op grond van de informatie van de inrichting, de politie, het OM en de SRN. Op grond van dezelfde informatie adviseert de inrichting juist positief op het verzoek. Klager bevreemdt
zich erover dat de onttrekking tijdens zijn detentie als doorslaggevend argument wordt aangevoerd. Daarna is klager nog met verlof gegaan, zonder problemen. Klager resteert nog zes maanden detentie. Hij komt niet in aanmerking voor doorfasering. Het
CBTR heeft zich bijzonder ingezet om recidive na klagers invrijheidsstelling te voorkomen. Door de beslissing wordt klager iedere vorm van resocialisatie ontnomen. Hij krijgt geen gelegenheid om zijn toekomst te kunnen voorbereiden. Het positieve
gedrag
van klager tijdens zijn detentie, wordt op geen enkele wijze serieus genomen. Tijdens klagers vorige verlof is hij gaan solliciteren bij een bedrijf. Hij kon daar onmiddellijk aan het werk. Maar door het opheffen van de vrijheden ging de resocialisatie
verder niet door. Om te kunnen voorzien in het levensonderhoud van klager en zijn gezin, is het noodzakelijk dat hij hiervoor voorbereidingen kan treffen en niet hoeft te wachten tot het moment dat hij met ontslag gaat.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De eerste aanvraag van klager voor algemeen verlof is op grond van onvolledige informatie van de directeur van de locatie Westlinge toegewezen. Met de huidige wetenschap had
ook
de eerste aanvraag afgewezen moeten worden. Klager is op 27 december 2006 niet teruggekeerd van regimair verlof en op 28 mei 2007 gearresteerd en opnieuw ingesloten. Tijdens zijn ontvluchting heeft klager strafbare feiten gepleegd, waarvoor hij op 26
juni 2007 is veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De directeur van het CBTR heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 1 augustus 2008. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van in totaal 97 dagen te ondergaan
waarvan 21 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan en 69 dagen vervangende hechtenis tenuitvoerlegging taakstraf.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager heeft zich tijdens een regimair verlof onttrokken aan zijn detentie en gedurende deze ontvluchting een strafbaar feit gepleegd, waarvoor hij inmiddels is veroordeeld. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse
contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van de directeur van de locatie Westlinge en de directeur van het CBTR, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Uit het feit dat aan klager eerder
abusievelijk algemeen verlof is verleend en dit verlof zonder problemen is verlopen, volgt onvoldoende dat ten aanzien van klager niet gevreesd kan worden dat hij tijdens zijn verlof opnieuw strafbare feiten zal plegen. Bovendien is onduidelijk waarom
klager zich aan zijn detentie heeft onttrokken. Het ‘dringende’ advies van het CBTR aan klager algemeen verlof te verlenen is onvoldoende onderbouwd. Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 mei 2008

secretaris voorzitter

Naar boven