Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19769/GA, 7 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

 

Nummer          21/19769/GA                                   

 

Betreft [klager]

Datum 7 oktober 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         de afwijzing van zijn verzoek om zakelijk bezoek (IJ-2020-1031);

b.         een geheel voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het bezit van een harde schijf (IJ-2020-1211).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 28 januari 2021 beklag a. ongegrond verklaard en beklag b. deels gegrond en deels ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld, ten aanzien van beklag b. (kennelijk) tegen het ongegrond verklaarde gedeelte van het beklag.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. T.M.D. Buruma en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De beoordeling

Beklag a.

De beroepscommissie kan zich wel voorstellen dat het voor klager onduidelijk is geweest wat precies de regels en juiste procedures waren met betrekking tot het zakelijk bezoek (of zakelijk telefoneren). Het is daarbij niet meer vast te stellen of aan klager direct is verteld dat hij maar één keer met zijn zaakwaarnemer mocht bellen, hoewel een e-mail van een medewerker daar wel op wijst.

Het is in elk geval echter onvoldoende aannemelijk geworden dat er een noodzaak bestond om klager nogmaals zakelijk contact met zijn zaakwaarnemer te laten leggen. Klager heeft weliswaar vermeld (en onderbouwd) dat hij veel klanten heeft, maar het is op basis van het dossier niet duidelijk wat hij in het eerste gesprek met zijn zaakwaarnemer heeft besproken en wat hij nog meer met zijn zaakwaarnemer had moeten afhandelen. Het is (op grond van de huisregels) in elk geval niet de bedoeling dat klager het zakelijk bezoek zou gebruiken om zelf contact met klanten te leggen.

Gelet op het voorgaande kan hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. 

Beklag b.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De directeur heeft ingezien dat het om een lichte overtreding ging, door een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Het beroep zal daarom ook in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 7 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven