Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28058/GB, 5 september 2022, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/28058/GB          

Betreft [klager]

Datum 5 september 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 25 april 2022 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering van verweerder om een beslissing te nemen op klagers bezwaar.

Verweerder heeft op 7 juli 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.

2. De beoordeling

Hoewel verweerder inmiddels op het bezwaar heeft beslist, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat in beroep (tijdig) is verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Op grond van artikel 17, vierde lid, van de Pbw dient verweerder binnen zes weken een beslissing te nemen op het ingediende bezwaarschrift. Dit is niet gebeurd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu inmiddels op het bezwaar is beslist, zal verweerder niet worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers bezwaar.

Ten aanzien van het verzoek om een tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt.

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een bezwaar beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door verweerder. De beroepscommissie ziet slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding om enkel vanwege het niet-tijdig beslissen door verweerder een tegemoetkoming toe te kennen. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval sprake, omdat verweerder voor de tweede keer te laat heeft beslist op een bezwaarschrift van klager. Verweerder had namelijk ook pas op 3 februari 2022 beslist op het bezwaarschrift tegen de beslissing van 6 oktober 2021 (bij de gegrondverklaring van het beroep om die reden is hem destijds geen tegemoetkoming toegekend). De beroepscommissie zal aan klager daarom nu een tegemoetkoming toekennen van €40,-.

3. De uitspraak

De beroepsrechter verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.

Deze uitspraak is op 5 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven