Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22542/GB, 31 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:31-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/22542/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    31 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 23 juli 2021 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M.A.M. Karsten, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager begrijpt niet waarom in zijn geval het beveiligingsniveau van de locatie Norgerhaven te laag is. Hij verblijft al vier jaar in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad en er is geen sprake van ongewenst gedrag. Klager heeft geen problemen met medegedetineerden en het personeel. Hij neemt deel aan het plusprogramma en doet het goed op de arbeid. 

Standpunt van verweerder
Klager heeft op Sint-Maarten een gevangenisstraf van 25 jaar opgelegd gekregen en zit zijn straf momenteel uit in Nederland vanwege de bouwtechnische problemen van de gevangenis op Sint-Maarten (Point Blanche). Het beveiligingsniveau speelt hierbij een rol. Het is de bedoeling dat klager op enig moment weer terug zal keren naar Sint-Maarten. 

De directeur van het JC Zaanstad heeft het verzoek om overplaatsing ingediend, omdat klager in een eenpersoonscel (EPC) verblijft en dit druk veroorzaakt op de capaciteit. Het beveiligingsniveau van de locatie Norgerhaven is echter ontoereikend voor klager. Verweerder verwijst hiervoor naar een brief van het Openbaar Ministerie (OM) van Sint-Maarten. Daarin wordt aangegeven dat van klager een bijzonder veiligheidsrisico uitgaat, dat niet voldoende kan worden beheerst in de gevangenis Point Blanche. 

3. De beoordeling
Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van het JC Zaanstad. Hij is op 4 november 2017 vanuit Sint-Maarten overgeplaatst naar Nederland op grond van de Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden regelende de samenwerking tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten op het gebied van de onderlinge beschikbaarstelling van detentiecapaciteit op medische gronden of in verband met dringende redenen van veiligheid. Klager is overgeplaatst in verband met de orkaan Irma en vanwege veiligheidsredenen. Hij wil worden overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Norgerhaven, omdat daar meer langgestraften verblijven. De directeur van het JC Zaanstad vindt een overplaatsing – gelet op de capaciteit van de EPC’s – ook wenselijk.  

Hoewel het de beroepscommissie niet duidelijk is of klager op de lijst staat van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM), is zij van oordeel dat verweerder – gelet op de informatie van het OM van Sint-Maarten – rekening heeft mogen houden met het beveiligingsniveau van de locatie Norgerhaven ten aanzien van klagers verzoek om overplaatsing. Zij overweegt daartoe als volgt. 

In de toelichting bij de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Stcrt. 12 september 2000, 176) is over de plaatsing van gedetineerden in een passende inrichting of afdeling – voor zover hier relevant – het volgende geschreven: “De beslissing tot plaatsing of overplaatsing van een gedetineerde naar een inrichting of afdeling wordt ten eerste getoetst aan het beveiligingscriterium. De mate van beveiliging die past bij het (risico)profiel van een gedetineerde is bepalend voor de verdere indicatie in welk regime en in welke inrichting of op welke afdeling de gedetineerde geplaatst wordt.” 

Uit de informatie van het OM van Sint-Maarten blijkt dat van klager een bijzonder veiligheidsrisico uitgaat, dat niet voldoende kan worden beheerst in de gevangenis Point Blanche. Het OM van Sint-Maarten schrijft daarover het volgende: “Gedetineerde is bij strafvonnis van 30 december 2012 door het Gemeenschappelijk Hof tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld. Uit het veroordelend vonnis blijkt dat de gedetineerde zich te buiten ging aan in ernst toenemend en escalerend geweld, waarbij een echtpaar werd overvallen, vastgebonden en uiteindelijk op weerzinwekkende wijze werd vermoord. Het Hof heeft daarbij vastgesteld dat bij gedetineerde sprake is van antisociale persoonlijkheidstrekken.”

Verweerder heeft – naar aanleiding van de informatie van het OM van Sint-Maarten – op basis van de GVM-circulaire beslist dat de locatie Norgerhaven geen optie is voor klager. In de GVM-circulaire staan inrichtingen met een verhoogd en hoog beveiligingsniveau vermeld. De locatie Norgerhaven valt niet onder die inrichtingen. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat het bijzondere veiligheidsrisico dat van klager uitgaat, maakt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat de locatie Norgerhaven voor wat betreft het beveiligingsniveau niet geschikt is voor klager. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 31 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven