Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25185/GM, 13 september 2022, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/25185/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    13 september 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Pieter Baan Centrum (PBC) te Almere (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij in het PBC niet hetzelfde dieet heeft gekregen als was voorgeschreven door de diëtiste en dat zijn medicatie niet is aangepast, waardoor zijn gezondheid is verslechterd.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de heer […], psychiater, en mevrouw […], hoofd juridische zorg, gehoord op de digitale zitting van 28 juni 2022. Klager is ter zitting bijgestaan door een tolk in de Poolse taal. 
De heer [...] tandarts en lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig. 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft in het PBC niet hetzelfde dieet gekregen als door de diëtiste was voorgeschreven. Daardoor is zijn gezondheid verslechterd. De arts wist dat de toestand van zijn spijsverteringsstelsel na het innemen van sterke pijnstillers na een operatie, was verslechterd. Klager heeft de arts verschillende keren geïnformeerd wat het dieet was en dat hij hevige pijn in zijn onderbuik had, waardoor hij oraal geen pijnstillers kon innemen. De situatie was zo ernstig dat klager enkele dagen niet van zijn bed is gekomen.
De arts heeft zich beroepen op informatie van de verpleegkundige die telefonisch contact heeft opgenomen met de medische dienst van JC Zaanstad, zonder in zijn medisch dossier te controleren of deze informatie juist was, en gedurende twee weken niets aan dit probleem gedaan. Daardoor had hij een gastrologisch consult nodig. Hij is vanwege zijn gezondheidsproblemen niet naar een ander centrum overgebracht. Volgens klager werd de arts geleid door racisme of andere vooroordelen. 

Ter zitting heeft klager toegelicht dat zijn dieet vanaf de eerste dag na binnenkomst anders was dan in de inrichting daarvoor. Nadien is ander eten besteld maar dat was niet helemaal hetzelfde als wat de diëtiste had voorgeschreven. Klager mocht voor eigen rekening zijn eten kopen, maar kreeg geen geld en vanwege zijn fysieke problemen kon hij ook niet zelf zijn eten voorbereiden. Klager had gevraagd om andere pijnstillende medicatie vanwege de uitwerking op zijn maag, maar daar werd niets mee gedaan. De klachten zijn verminderd, maar hebben een hele tijd aangehouden. Klager is pas vorige maand gezien door de gastro-enteroloog in Zwolle. 


Standpunt van de inrichtingsarts
Op 7 oktober 2021 is klager in het PBC aangekomen en gezien door een verpleegkundige. De medische intake door de vaste inrichtingsarts was op 14 oktober 2021. Klager begon toen meteen over zijn voeding. Daarop heeft de inrichtingsarts de verpleegkundige bij het consult betrokken, die uitlegde dat op basis van de informatie die ze hadden ontvangen uit de vorige PI, het JC Zaanstad, dezelfde voedselbakken waren besteld, rekening houdend met klagers intoleranties (geen gluten/lactose en geen palmolie). De medische dienst heeft contact opgenomen met de keuken om na te gaan of de voeding hetzelfde was en dit werd bevestigd. Achteraf bleek dat de voeding qua allergenen weliswaar hetzelfde was, maar dat het eten van een andere leverancier was. In de brief van de diëtiste stonden geen harde aanwijzingen voor een medisch dieet. Al klagers dieetwensen zijn doorgegeven aan de keuken.

Klager is op 20 oktober 2021 gezien door de inval-arts in verband met buikpijn. De invalarts schrijft: ‘Conclusie: patiënt geeft duidelijk aan hoe hij zijn maaltijd bereid wil zien, maakt de indruk hierop gefixeerd te zijn vanuit angst. Mijn advies is om hem in het aanbod van voedsel niet te provoceren’. Op 21 oktober 2021 werd zijn voeding aangepast in gekookte rijst, kip en aardappelen en werden er alsnog maaltijden van de door klager gewenste leverancier besteld en vanaf 25 oktober 2021 geleverd. Op 28 oktober 2021 heeft de vaste inrichtingsarts klager opgeroepen voor het tweede deel van zijn intake (lichamelijk onderzoek), maar klager wilde niet komen. 

Op diezelfde dag heeft het multidisciplinair zorgoverleg, een overleg tussen de inrichtingsarts  en zijn vaste zorg-psychiater, plaatsgevonden. De vaste zorgpsychiater sprak Pools met klager en verzocht de inrichtingsarts om klager te laten beoordelen bij de afdeling Maag , Darm- en Leverziekten (MDL) in het ziekenhuis omdat zijn lichamelijke klachten het pro Justitiaonderzoek belemmerden. Zij wilde graag bevestigd hebben dat er sprake is van Prikkelbare Darm Syndroom. Daarop heeft de inrichtingsarts het Flevoziekenhuis gebeld met het verzoek om een afspraak voor klager te maken. De inrichtingsarts heeft op 29 oktober 2021 de verwijzing gestuurd met het verzoek klager zo snel mogelijk te beoordelen in verband met zijn korte verblijf in het PBC. Op 2 november 2021 liet het Flevoziekenhuis weten dat klager bij de polikliniek MDL pas half december terecht kon, wat na klagers terugkeer naar het JC Zaanstad op 18 november 2021 zou zijn geweest. De verwijsbrief is daarom naar het Zaans Medisch Centrum gestuurd. 

Tijdens zijn verblijf in het PBC heeft één van de verpleegkundigen klager met regelmaat bezocht om te controleren hoe het met de klachten ging. De inrichtingsarts heeft in overleg met klager de medicatie aangepast, met als advies om de tramadol juist te verminderen. De zorg voor de darmproblemen van klager is zorgvuldig en adequaat geweest. Justitiabelen worden niet anders behandeld vanwege hun afkomst, religie, geaardheid of welke achtergrond dan ook. 

Ter zitting heeft de psychiater nader toegelicht dat er naar eer en geweten is gehandeld. Er is intensieve zorg besteed aan de zorgen van klager en hij is serieus aangehoord, waarop naar bevinden is gehandeld. De dosering van de pijnmedicatie is verlaagd. In de aantekeningen van het medisch dossier valt bij 18 november 2021 te lezen dat alle medicatie zo nodig is en dat klager bijna geen pijnstillers zou hebben gebruikt. Het hoofd juridische zorg heeft desgevraagd verduidelijkt dat klager direct bij binnenkomst op 7 oktober 2021 hetzelfde dieet heeft gekregen als in de PI waar hij vandaan kwam. 

3. De beoordeling
Op grond van de stukken, het medisch dossier en het verhandelde ter zitting, stelt de beroepscommissie vast dat de medische dienst bij klagers binnenkomst op de hoogte was van zijn dieetvoorschriften en dat geprobeerd is aan klager dezelfde dieetmaaltijden te verstrekken die hij in het JC Zaanstad, waar hij vandaan kwam, kreeg. Volgens klager was het dieet niet hetzelfde, waardoor hij gezondheidsklachten meent te hebben ontwikkeld. Toen bleek dat de maaltijden van een andere leverancier waren, zijn de bakken alsnog bij de juiste leverancier besteld en zijn de dieetmaaltijden verstrekt waar klager om heeft gevraagd. Klagers wensen zijn aan de keuken doorgegeven en zijn voeding is daarop aangepast. Daarnaast is een verwijzing naar de MDL-arts opgemaakt voor nader onderzoek. De dosering van de pijnmedicatie is ook aangepast. 

De beroepscommissie is van oordeel dat voldoende aandacht is besteed aan de klachten van klager en dat niet is gebleken dat de inrichtingsarts nalatig is geweest bij de aan klager verleende zorg. Dat achteraf bleek dat de dieetmaaltijden in eerste instantie niet in alle opzichten overeenkwamen met de maaltijden die hij eerder kreeg, maakt op zich nog niet dat het handelen van de inrichtingsarts als onzorgvuldig dient te worden aangemerkt. Er heeft afstemming met klager over de maaltijden plaatsgevonden en waar mogelijk zijn aanpassingen aangebracht en is geprobeerd volledig aan zijn wensen tegemoet te komen.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 13 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven