Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28849/GB, 29 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/28849/GB          

Betreft [klager]

Datum 29 augustus 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 juli 2022 klager opgeroepen om zich op 2 september 2022 te melden in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad, voor het ondergaan van zestig dagen gevangenisstraf.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 8 augustus 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. D. Duijvelshoff, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verblijft sinds 1998 in Nederland. Tot en met 2014 woonde hij in Rotterdam en sindsdien in Amsterdam. Klager was aanvankelijk niet in het bezit van een geldige verblijfstitel. In 2014 heeft hij asiel aangevraagd en dat verzoek werd in 2018 gehonoreerd. De strafrechtelijke veroordeling waarvoor klager zich moet melden, betreft een veroordeling door de Politierechter Rotterdam op 1 augustus 2014 voor illegaal verblijf in Nederland. De opgelegde straf is nooit ten uitvoer gelegd. Acht jaar na de veroordeling heeft klager de meldoproep pas ontvangen.

Klager heeft inmiddels niet alleen een geldige verblijfstitel, maar hij heeft ook een inburgeringscursus afgerond en werk gevonden bij een bakkerij. Daarnaast heeft klager een eigen woning in Amsterdam. Al met al is er aan de kant van klager op dit moment sprake van een heel wat florissantere leefsituatie in vergelijking met de tijd rondom de veroordeling in 2014. Het is zeer onredelijk en onbillijk om deze gunstige ontwikkelingen te doorkruisen met een alsnog uit te moeten zitten gevangenisstraf. Er bestaat een grote kans dat klager dan alsnog zijn nieuwe baan zal verliezen en vervolgens in een negatieve spiraal terecht zal komen.

Namens klager is inmiddels ook om gratie verzocht. De beslissing daarop is gemiddeld genomen pas over zes maanden te verwachten.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de beslissing op bezwaar van 8 augustus 2022 en vult daarbij het volgende aan.

Het is verweerder niet bekend waarom het jaren heeft geduurd voordat de veroordeling tot een tenuitvoerlegging heeft kunnen leiden. Het is echter niet aan verweerder om daar onderzoek naar te doen.

Klager heeft zijn arbeidsovereenkomst op 31 juli 2022 ondertekend. Hij is een overeenkomst aangegaan, nadat hij op de hoogte was van de meldoproep. Dit komt voor zijn eigen verantwoordelijkheid en is geen aanleiding om over te gaan tot het verlenen van uitstel.

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021.

Klager wil graag uitstel van zijn melddatum, omdat er een gratieprocedure loopt en de te ondergane straf acht jaar geleden is opgelegd voor illegaal verblijf in Nederland, terwijl hij inmiddels legaal in Nederland verblijft.

Klagers gratieverzoek is pas ingediend na ontvangst van de meldoproep. Aan het gratieverzoek wordt daarom geen opschortende werking van rechtswege verleend. Klager kan op grond van artikel 6:7:4, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering overigens wel vragen om alsnog opschortende werking aan het gratieverzoek te verlenen.

Daar staat tegenover dat het minst genomen opmerkelijk is dat klager pas na acht jaar een meldoproep krijgt voor een opgelegde gevangenisstraf voor illegaal verblijf in Nederland, terwijl hij inmiddels – onweersproken – ook al vier jaar legaal in Nederland verblijft. Weliswaar moet een straf altijd ten uitvoer worden gelegd, tenzij gratie is verleend, maar deze gang van zaken is wel zo bijzonder dat van verweerder een nadere toelichting mag worden verwacht. Zonder die toelichting kan in elk geval bezwaarlijk worden geoordeeld dat de noodzaak tot spoedige tenuitvoerlegging op dit moment heel zwaar weegt, wat gewoonlijk het uitgangspunt is.

Verder is van belang dat dit klagers eerste uitstelverzoek betreft en niet duidelijk is of hij (in deze korte periode) al om opschortende werking van zijn gratieverzoek heeft gevraagd. Feit is ook dat de straf al volledig ten uitvoer zou zijn gelegd op het moment dat de gratieprocedure – vermoedelijk – is afgerond, als klager zich op dit moment wel moet melden. In de regel komt dat voor risico van de zelfmelder, maar in voorgaande uitzonderlijke omstandigheden tezamen ziet de beroepscommissie in dit geval voldoende reden om anders te oordelen.

De beroepscommissie is bovendien van oordeel, gezien bovengenoemde zeer bijzondere omstandigheden, dat van verweerder verwacht mag worden dat hij de beslissing op het gratieverzoek afwacht, voordat hij een nieuwe meldoproep verzendt.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Tot die tijd hoeft klager zich dus niet te melden. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 29 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven