Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3368/GA, 8 mei 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3368/GA

betreft: [klager] datum: 8 mei 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 november 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 maart 2008, gehouden in de p.i. Noord te Hoogeveen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.D. Kloosterman en de unit-directeur, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens verdenking van betrokkenheid bij een ontvluchtingspoging.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Achteraf gezien kan klager, gelet op de toen beschikbare informatie, zich wel voorstellen dat de directeur hem in afzondering heeft geplaatst. Klager ondervindt echter nog dagelijks hinder van het etiket ‘vluchtgevaarlijk’ dat nu op hem is geplakt.
Klager was echter op geen enkele wijze betrokken bij de ontvluchtingspoging. Ten onrechte wordt in de reacties van de directeur aan de commissie van toezicht gemeld dat bij klager een gsm en een schietpen zouden zijn aangetroffen. Het gaat klager er
vooral om dat de ten onrechte belastende gegevens uit zijn penitentiair dossier worden verwijderd. Klager is van mening dat hij onzorgvuldig is behandeld, nu in een later stadium geen nader onderzoek is verricht naar zijn betrokkenheid bij de
ontvluchtingspoging.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op het moment dat er duidelijke aanwijzingen waren van een op handen zijnde ontvluchtingspoging zijn de gedetineerden, die daarbij betrokken zouden zijn in afzondering geplaatst in afwachting van nader onderzoek. Het is een vaste procedure dat bij
serieuze geruchten over een ontsnapping direct maatregelen worden getroffen. Pas daarna wordt het GRIP ingeschakeld. Het GRIP-rapport van 11 mei 2007 vermeldt dat de gsm bij gedetineerde v.D. is aangetroffen en niet bij klager. In de brieven van
november 2007 aan klager en de commissie van toezicht is dit onjuist weergegeven. De unit-directeur heeft begrip voor klagers standpunt, maar het is niet mogelijk om rapportages uit het penitentiair dossier te verwijderen.

3. De beoordeling
Artikel 24 bepaalt dat de directeur bevoegd is een gedetineerde in afzondering te plaatsen. Op grond van artikel 23, eerste lid, Pbw is dat onder meer mogelijk indien dit in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting
noodzakelijk is. De beroepscommissie is van oordeel dat de informatie, die de directeur op 27 april 2007 bereikte, in redelijkheid aanleiding kon vormen voor de directeur om actie te ondernemen.
Te meer nu klager op 28 april 2007 in een gesprek met de directeur informatie heeft verstrekt over een mogelijk ophanden zijnde ontvluchting. De omstandigheid dat later bleek dat de informatie op onderdelen onjuist of minder juist was, maakt dit niet
anders.
Uit het GRIP-rapport van 5 mei 2007 blijkt dat slechts klagers naam is genoemd, maar dat er verder geen belastende feiten over hem bekend zijn. Ter zitting heeft de unit-directeur aangegeven dat in eerdere stukken van de inrichting ten onrechte is
vermeld dat bij klager een gsm en een schietpen zouden zijn aangetroffen.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager in afzondering te plaatsen, niet in strijd is met de wet, terwijl de beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onbillijk of onredelijk
kan worden aangemerkt.

De beroepscommissie voegt hier aan toe dat zij kan begrijpen dat rapportages niet uit een penitentiair dossier kunnen/mogen worden verwijderd. Zij geeft in dit geval de directeur in overweging deze uitspraak aan het dossier toe te voegen en een brief
zijnerzijds waarin staat dat na onderzoek van betrokkenheid van klager bij deze ontvluchtingspoging niet is gebleken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. H.Heijs en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 mei 2008

secretaris voorzitter

Naar boven