Nummer R-20/7348/GA
Betreft [klager]
Datum 10 oktober 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een zestal van de aan hem opgelegde toezichtmaatregelen in het kader van zijn plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM), ingegaan op 9 januari 2020 en geëindigd op 9 juli 2020.
De beklagcommissie bij de PI Vught heeft op 25 januari 2021 het beklag gegrond verklaard voor zover dit ziet op vijf van de toezichtmaatregelen waar klager zich over heeft beklaagd, en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €50,- (VU 2020/106). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de juridisch medewerker bij de PI Vught, klager en zijn raadsman mr. A. Wijburg gehoord op de zitting van 6 juli 2022 in de PI Lelystad.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De directeur heeft geen tijd gehad om de inhoud van de door klagers advocaat ter beklagzitting overgelegde pleitnota tot zich te nemen en hierop te kunnen reageren. De directeur had hiervoor een termijn moeten worden gegund.
Het beroep is primair gericht tegen het oordeel van de beklagcommissie dat de (vijf gegrond verklaarde) toezichtmaatregelen worden ondervangen door het regime op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG-regime). Dat geldt niet ten aanzien van alle maatregelen. Subsidiair richt het beroep zich tegen de hoogte van de aan klager toegekende tegemoetkoming. Deze is disproportioneel, nu een aantal maatregelen niet door het BPG-regime wordt ondervangen.
De beklagcommissie is voorbijgegaan aan het meest recente rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van 14 november 2019. Daarin wordt aangegeven dat het rapport is opgemaakt in verband met de veiligheid van de verdachten in het onderzoek en onderliggende onderzoeken en de veiligheid voor personen in dienst van de Dienst Justitiële
Inrichtingen. Voorts geeft het rapport aan dat bij de daarin genoemde verdachten – waaronder klager – sprake is van ontvluchtingsgevaar, liquidatiegevaar en/of voortgezet crimineel handelen en dat klager een hoge rang heeft binnen een criminele organisatie en de beschikking heeft over geldelijke middelen. Ook wordt in het rapport duidelijk gemaakt dat de eerdere GRIP-rapportages nog steeds actueel zijn. Op basis van deze informatie van het GRIP is er wel degelijk een noodzaak tot oplegging van de toezichtmaatregelen aan klager. De informatie van het GRIP was actueel, betrouwbaar en concreet.
Het is onjuist dat de toezichtmaatregelen standaard werden versoepeld en dat de maatregelen niet langer opgelegd hoefden te worden nu niet alle maatregelen werden gehandhaafd. Klager heeft een aantal keren bezoek zonder glaswand gehad. De directeur heeft hiertoe besloten na verzoeken van klager, waarbij is gekeken naar de betreffende bezoekers en de bewuste dagen. Bij elk verzoek is een individuele belangenafweging gemaakt. Daarnaast was de beslissing om bezoek zonder glaswand toe te staan vooraf niet bekend bij klager en zijn bezoek, zodat dit niet vanzelfsprekend was of te voorspellen voor klager.
Daarnaast heeft klager niet individueel hoeven luchten. Hoewel een individueel regime inherent is aan een BPG-afdeling, heeft klager in groepen van twee en van vier tot zes gedetineerden mogen luchten. Op deze wijze kunnen gedetineerden op de BPG-afdeling wennen aan een grotere setting wanneer zij worden overgeplaatst naar een andere inrichting. Bij klager speelde ook een rol dat niet iedere gedetineerde bij hem in een groepje kon worden geplaatst. De directeur heeft gekeken naar alternatieven wat erin heeft geresulteerd dat klager wel in een groep heeft kunnen luchten om zich zo voor te kunnen bereiden op een plaatsing uit de BPG-afdeling. Tevens is het in het BPG-regime wel mogelijk om in groepen te sporten.
Ten aanzien van de belduur is bepaald dat klager conform de huisregels tien minuten mag bellen. Deze maatregel is op grond van klagers GVM-status aan hem opgelegd, zodat in verband met het uitluisteren inzichtelijk is wanneer iemand precies heeft gebeld.
Ten slotte is het in het BPG-regime ook mogelijk om een speciale baan te verkrijgen, namelijk die van afdelingsreiniger.
Uit hoofdstuk 3.2 onder punt 6 van de ‘Handreiking Toezicht op contacten met buiten van gedetineerden’ van 30 april 2020 volgt dat bij een overplaatsing de toezichtmaatregelen standaard worden overgenomen door de nieuwe inrichting. De ontvangende inrichting zorgt ervoor dat de toezichtmaatregelen in zijn geheel worden uitgevoerd. Hiermee wordt voorkomen dat gedetineerden door middel van een overplaatsing onder het toezicht uit kunnen komen en door kunnen gaan met voortgezet crimineel handelen tijdens de detentie, ongewenst contact met slachtoffers en/of nabestaanden of overige ongewenste handelingen/activiteiten. De toezichtmaatregelen hoeven niet te worden uitgevoerd, indien de reden tot oplegging daarvan niet meer van toepassing is na de overplaatsing. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de belangen van klager. Ook wordt gekeken naar de persoon van de gedetineerde, hoelang diegene in de PI verblijft en hoe diegene functioneert op de afdeling. Dit wordt aan de nieuwe inrichting expliciet medegedeeld. Hiermee konden de aan klager opgelegde toezichtmaatregelen die binnen het regime van de BPG-afdeling vielen, worden verantwoord. Een plaatsing uit de BPG-afdeling was aanstaande en op deze wijze werd gewaarborgd dat de toezichtmaatregelen in dat geval door zouden lopen.
Klagers gedrag is niet het enige waarnaar de directeur dient te kijken. De directeur heeft een afweging gemaakt tussen het algemeen belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het persoonlijk belang van klager. Voorts heeft de directeur een verzoek gedaan aan de selectiefunctionaris voor een advies. Ook is klager gehoord en is de beschikking aan hem uitgereikt. De directeur heeft klager zo minimaal mogelijk beperkt in zijn bewegingsvrijheid. Het rapport van het GRIP van 14 november 2019, waarin werd aangegeven dat de eerdere rapporten nog steeds actueel waren, is meegenomen in de belangenafweging. De aan klager opgelegde toezichtmaatregelen zijn dan ook niet disproportioneel.
Standpunt van klager
De directeur dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in het beroep, nu op 29 juni 2020 pro forma beroep is ingesteld en de gronden niet binnen een maand maar pas op 27 augustus 2020 zijn ingediend.
Klager heeft niet eerder GVM-maatregelen opgelegd gekregen dan voor aanvang van het onderzoek […]. De toezichtmaatregelen zijn in de PI Leeuwarden aan hem opgelegd. Klager heeft altijd ontkend iets met deze zaak te maken te hebben. Dat blijkt ook uit het vonnis van [datum], alhoewel klager (algehele) vrijspraak had verwacht. Klager is vanaf 31 maart 2021 in de PI Lelystad gedetineerd. Ook in deze PI zijn GVM-maatregelen aan hem opgelegd.
3. De beoordeling
Voor zover door de directeur is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
Ontvankelijkheid van directeur in beroep
Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend. Namens klager heeft de raadsman aangevoerd dat de directeur niet-ontvankelijk in zijn beroep moet worden verklaard, omdat het beroepschrift, dat is ingediend op 29 juni 2020, niet met redenen is omkleed en omdat het aanvullend beroepschrift, met daarin de gronden van het beroep, voor het eerst op 27 augustus 2020 is ingediend.
De beroepscommissie leidt uit de stukken in het dossier het volgende af. De directeur heeft op 29 juni 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie van 22 juni 2020. De beroepscommissie heeft de directeur op 27 juli 2020 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 17 augustus 2020 de gronden van het beroepschrift in te dienen. Namens de directeur is op 17 augustus 2020 om uitstel verzocht wegens afwezigheid van de directeur. Dit verzoek is door de beroepscommissie op 19 augustus 2020 gehonoreerd en aan de directeur is een nieuwe termijn vergund om gronden in te dienen tot uiterlijk 27 augustus 2020. Op laatstgenoemde datum heeft de directeur de gronden van het beroepschrift ingediend. Gelet hierop zal de beroepscommissie de directeur in zijn beroep ontvangen.
Inhoudelijk
In beroep zijn aan de orde de volgende vijf toezichtmaatregelen die aan klager per beslissing van 9 januari 2020 in het kader van zijn GVM-status aan hem zijn opgelegd:
- Individueel bezoek met toezicht;
- Personeel houdt toezicht op belduur;
- Uitsluitend onder directe begeleiding door de inrichting;
- Individueel luchten en sporten;
- Geen aanstelling in speciale baantjes.
De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist, dient hij of zij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP (indien van toepassing), de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard omdat – kort gezegd – de noodzaak voor het opleggen van deze maatregelen ontbreekt nu deze maatregelen al van toepassing zijn in het BPG-regime waarin klager verblijft. Tevens heeft de beklagcommissie ten aanzien van het ontbreken van de noodzaak meegewogen dat het gedrag van klager in de inrichting heeft geleid tot versoepeling van een aantal opgelegde maatregelen.
De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat een plaatsing op een BPG-afdeling een ander doel heeft dan het opleggen van GVM-maatregelen (RSJ 26 november 2021, 21/19702/GA). Zo heeft de directeur toegelicht dat de maatregel van het toezicht houden op de belduur aan klager is opgelegd zodat in verband met het uitluisteren inzichtelijk is wanneer klager precies heeft gebeld.
Daarnaast heeft de directeur toegelicht dat niet (alle) toezichtmaatregelen kunnen worden ondervangen door klagers plaatsing op de BPG-afdeling. Zo biedt het BPG-regime de mogelijkheid om in groepen te luchten en te sporten. Ook bestaat in het BPG-regime de mogelijkheid tot aanstelling in een speciaal baantje, namelijk als afdelingsreiniger. Ten aanzien van het individueel bezoek met toezicht heeft de directeur toegelicht dat wanneer klager bezoek mocht ontvangen zonder gebruik van een glaswand telkens een individuele belangenafweging werd gemaakt.
De directeur heeft voorts een eigen belangenafweging gemaakt tussen het algemeen belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het persoonlijk belang van klager. Daarbij heeft de directeur het in de beklagprocedure overgelegde GRIP-rapport van 14 november 2019 – waarin tevens wordt aangegeven dat eerdere rapporten nog steeds actueel waren – in zijn beoordeling betrokken. Hieruit volgt dat bij de in de onderzoeken betrokken verdachten – waaronder klager – sprake is van ontvluchtingsgevaar, liquidatiegevaar en/of voortgezet crimineel handelen en dat klager een hoge rang heeft binnen een criminele organisatie en de beschikking heeft over geldelijke middelen. Ook heeft de directeur het gesprek met klager, het advies van het interne bureau Inlichtingen en Veiligheid en overleg met collega-directeuren meegenomen in de afweging. Ten slotte heeft de directeur de selectiefunctionaris verzocht hem te voorzien van een advies.
Gelet op het voorgaande is de noodzaak van de oplegging van GVM-maatregelen aan klager in het BPG-regime voldoende aannemelijk geworden. Voor zover sprake is van overlap van maatregelen, is dat niet in het nadeel van klager. Daarnaast heeft de directeur ten aanzien van de noodzaak van de voortzetting van de toezichtmaatregelen in verband met een mogelijke overplaatsing voldoende toegelicht dat er geen andere middelen zijn om dit vorm te geven. De beslissing van de directeur kan naar het oordeel van de beroepscommissie bij afweging van alle in aanmerking komende belangen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat het gedrag van klager de directeur aanleiding heeft gegeven om de toepassing van sommige maatregelen af en toe iets te versoepelen maakt dit volgens de beroepscommissie niet anders.
De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de vijf in beroep aan de orde zijnde toezichtmaatregelen gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 10 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. drs. F. Bruggeman en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
secretaris voorzitter