Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26508/TA, 23 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/26508/TA

    

          

Betreft [klager]

Datum 23 augustus 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het opleggen van een quarantainemaatregel en het niet mogen luchten tijdens die maatregel ondanks een negatieve PCR-test.

De beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op 10 maart 2022 het beklag ongegrond verklaard (Me 2022-99). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. L.C. Fleskens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw gehoord op de zitting van 22 juli 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruikgemaakt van die mogelijkheid en afstand van horen gedaan.

Het hoofd van de instelling is niet op de zitting verschenen.

 

De beroepscommissie heeft na de zitting nadere inlichtingen bij het hoofd van de instelling opgevraagd. Deze inlichtingen zijn bij brief van 2 augustus 2022 verstrekt en op 5 augustus 2022 doorgezonden naar klager en zijn raadsvrouw. Klagers raadsvrouw heeft bij brief van 12 augustus 2022, die ter kennisneming aan het hoofd van de instelling is gezonden, schriftelijk gereageerd.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is ten onrechte op 3 maart 2022 in quarantaine geplaatst omdat hij een negatieve PCR test had en hij geen contact met een besmet persoon heeft gehad. Er was geen risico dat het coronavirus op hem zou worden overgedragen. Klager houdt minimaal 1,5 m afstand en draagt regelmatig een mondkapje op de afdeling en bij het verlaten van de afdeling (Eems 1).

Hij heeft tijdens de quarantaine ten onrechte geen gebruik kunnen maken van zijn wettelijke recht op luchten. Hij is daarvoor niet gecompenseerd. Klager had gevraagd om een geldelijke tegemoetkoming en extra luchtmomenten vanwege het leed en de schade die hem zijn aangedaan. Klager heeft stress, boosheid en verdriet gehad, er wakker van gelegen en een nachtmerrie gehad. Hij heeft er, zonder overdrijven, een stoornis aan overgehouden waarvoor hij behandeld zou moeten worden. Klager wil serieus genomen worden.

Verder is klager blijkens de aanvullende informatie van het hoofd van de instelling in strijd met de artikelen 57 en 58 van de Penitentiaire beginselenwet niet gehoord en is hem geen schriftelijke mededeling van de quarantainemaatregel uitgereikt.

Verzocht wordt daarom het beklag gegrond te verklaren en klager een compensatie toe te kennen.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Klager is op 4 maart 2022 in quarantaine geplaatst nadat bekend was geworden dat er sprake was van een coronabesmetting op de afdeling. Bij klager en zijn medepatiënten van de afdeling is toen een PCR-test afgenomen. De uitslag daarvan is op 6 maart 2022 ontvangen. Klager bleek negatief te scoren. Klager moest volgens het toen geldende beleid in quarantaine blijven, omdat hij niet aangemerkt kon worden als immuun voor corona. Niet-immune personen zijn veel vatbaarder om gedurende de vijfdagenperiode alsnog besmet te raken en vormen daarmee ook een groter potentieel gezondheidsrisico voor hun directe omgeving van medepatiënten en personeel. Op de vijfde dag, 9 maart 2022, is opnieuw een PCR-test afgenomen. Dezelfde dag is de negatieve uitslag binnengekomen, waarna de quarantainemaatregel van klager is opgeheven.

In eerste instantie was het een optie om klager te horen en een schriftelijke mededeling van de quarantainemaatregel te geven, omdat hij boos werd toen hij vernam dat hij in quarantaine moest. Na een gesprek met een waarnemend behandelcoördinator gaf klager aan zich te houden aan de afspraken rondom quarantaine en op zijn kamer te blijven. Daarop is besloten dat het niet noodzakelijk was een beperkende maatregel op te leggen.

De instelling heeft als particuliere justitiële instelling voor het eigen corona-/quarantainebeleid aansluiting gezocht bij de LCi-richtlijnen, omdat in de kliniek sprake is van direct patiëntencontact, waarbij tevens sprake is van kwetsbare patiënten. Vanwege de veiligheid van patiënten waren/zijn de LCi-richtlijnen doorgaans voorzichtiger dan het algemeen geldende beleid in Nederland. De instelling heeft in de brief van 28 februari 2022 van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer geen aanleiding gezien om (grote) aanpassingen door te voeren in het in de instelling gevoerde beleid. Een aantal versoepelingen zoals rondom bezoek, verkorting isolatie, 1,5 meter afstand en mondkapjes waren reeds doorgevoerd en ook naar de patiënten gecommuniceerd op 18 en 22 februari 2022.

Overigens lijkt de brief van de Minister ook wel erg uit te gaan van en gericht te zijn op de situatie in het gevangeniswezen. Tevens lijkt de vermelding in die brief dat in de forensische zorg enkel twee besmettingen zijn gemeld, geen recht te doen aan de feitelijke situatie. In de periode rond eind februari/begin maart 2022 waren er binnen de instelling namelijk meerdere patiënten besmet en was er een grote uitval onder medewerkers. Meerdere afdelingen hebben als gevolg daarvan in die periode ook éénlijnsdiensten moeten draaien om roosters rond te krijgen. Gelet op de kwetsbare doelgroep en de feitelijke situatie binnen de kliniek is daarom niet besloten wijzigingen door te voeren in het quarantainebeleid van de instelling.

 

3. De beoordeling

Quarantainemaatregel

De beklagrechter heeft het beklag opgevat als te zijn gericht tegen het niet kunnen luchten tijdens de quarantainemaatregel en daarmee geen oordeel gegeven over de klacht tegen de quarantainemaatregel zelf. De beroepscommissie zal doen wat de beklagrechter had behoren te doen en zal in beroep op dit beklagonderdeel beslissen.

 

Het quarantainebeleid

Volgens het in de instelling gevoerde beleid, zoals dat vanaf 8 februari 2022 en ook op 28 februari 2022 gold, gaat een patiënt die niet immuun is tegen corona en een unitgenoot met corona heeft of nauw contact heeft gehad met iemand die corona heeft, in quarantaine. De patiënt wordt getest door de medische dienst. Ingeval van een negatieve uitslag blijft de patiënt in quarantaine en wordt hij op de vijfde dag opnieuw door de medische dienst getest. Bij een opnieuw negatieve uitslag mag de patiënt uit quarantaine en draagt hij een IIR chirurgisch mondmasker tot tien dagen na het laatste contact.

Uit de brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 31 januari 2022 (kenmerk 3801639) volgt dat het beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is, dat in lijn met het landelijke beleid justitiabelen zonder klachten en die een boosterprik van minimaal een week oud hebben of minder dan acht weken eerder corona hebben doorgemaakt na een nauw contact met een besmet persoon niet in quarantaine geplaatst hoeven te worden.

In de brief van de Minister aan de Tweede Kamer van 28 februari 2022 met als onderwerp “Coronamaatregelen DJI” (kenmerk 3865688) wordt vermeld dat door DJI binnen de justitiële inrichtingen, dus ook de rijks- en particuliere tbs-instellingen, een gefaseerde versoepeling van de coronamaatregelen wordt doorgevoerd. Wat betreft het quarantainebeleid voor justitiabelen wordt aangegeven dat sinds 28 februari 2022 geldt dat enkel positief geteste justitiabelen in isolatie gaan en alle afdelingscontacten van een positief geteste persoon worden getest en dat negatief geteste personen niet langer in quarantaine hoeven, maar gedurende vijf dagen een medisch mondmasker dragen. Op dag vijf, of bij klachten, wordt een test afgenomen.

 

Beoordeling situatie van klager

De beroepscommissie gaat in de onderhavige zaak uit van de volgende feiten.

Klager is op (of omstreeks) 4 maart 2022 in quarantaine geplaatst vanwege een op zijn afdeling geconstateerde besmetting met het coronavirus. Alle bewoners van de afdeling hebben vervolgens een PCR-test gedaan. Op 6 maart 2022 kwam de negatieve uitslag van klagers test binnen, maar moest klager volgens het in de instelling gevoerde beleid in quarantaine blijven, omdat hij niet gevaccineerd is en geen boosterprik heeft gehad. De quarantaine is na een negatieve testuitslag van een tweede PCR-test op 9 maart 2022, de vijfde dag van de maatregel, beëindigd.

Klager is niet gehoord over het opleggen van de quarantainemaatregel die feitelijk neerkomt op afzondering als bedoeld in artikel 34 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt). Hem is ook geen schriftelijke mededeling daarvan uitgereikt. Hiermee zijn de in de wet (artikelen 53, eerste lid, onder b, en 54, eerste lid, onder a, Bvt) neergelegde hoor- en mededelingsplicht bij het opleggen van afzondering niet nageleefd. Het beklag zal daarom om procedurele redenen gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht voor het al dan niet toekennen van een tegemoetkoming van belang of de quarantainemaatregel inhoudelijk bezien kon worden genomen.

Inhoudelijk is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de instelling voldoende heeft gemotiveerd waarom klager volgens het in de instelling geldende beleid, in afwijking van de sinds 28 februari 2022 door DJI doorgevoerde versoepelingen, op of omstreeks 4 maart 2022 in quarantaine moest worden geplaatst en na ontvangst van de negatieve uitslag van de eerste PCR-test in quarantaine heeft moeten blijven totdat klager op de vijfde dag van de maatregel opnieuw een negatieve PCR-testuitslag had. Onbetwist is dat eind februari/begin maart 2022 op klagers afdeling sprake was van een besmetting met het coronavirus en dat klager niet als immuun kon worden aangemerkt, omdat hij niet gevaccineerd was en geen boosterprik had. Eind februari/begin maart 2022 waren volgens het hoofd van de instelling meerdere patiënten binnen de instelling besmet met het coronavirus en was er tevens sprake van grote uitval onder medewerkers. Voldoende aannemelijk is geworden dat de quarantainemaatregel in het belang van de orde en veiligheid in de instelling noodzakelijk was om de verdere verspreiding van het virus tegen te gaan en de gezondheid van klager, zijn medeverpleegden en het personeel te waarborgen. In dit verband is mede van belang dat in de instelling sprake is van een kwetsbare patiëntengroep die een hogere kans op meer ernstige gevolgen na besmetting heeft. Verder is van belang dat hoge uitval van personeel als gevolg van besmettingen nog meer en mogelijk nog langer durende beperkingen voor patiënten tot gevolg kan hebben. 

De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de quarantainemaatregel en de duur daarvan, in de gegeven omstandigheden, niet onredelijk of onbillijk zijn. Het beklag zal daarom op inhoudelijke redenen ongegrond worden verklaard.

Nu de quarantainebeslissing op inhoudelijke gronden in stand kan blijven, ziet de beroepscommissie geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen voor bovenvermelde procedurele tekortkomingen.

 

Het niet kunnen luchten tijdens de quarantainemaatregel

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter die geheel in lijn is met een eerdere uitspraak van de beroepscommissie die betrekking had op de situatie van december 2020 (RSJ 31 augustus 2021, 21/21481/TA). Zoals hierboven is overwogen was eind februari/begin maart 2022 sprake van meerdere besmettingen van patiënten in de instelling en grote uitval onder medewerkers.

De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat, zoals klager in beroep stelt, hem geen passende compensatie is geboden voor het feit dat hij gedurende de quarantainemaatregel niet heeft kunnen luchten. Uit navraag van de beklagcommissie is gebleken dat is toegestaan vanuit de eigen verblijfsruimte op elk gewenst moment met gescreende contacten te telefoneren en zijn door de quarantaine gemiste arbeidsuren volledig uitbetaald. De beroepscommissie ziet geen redenen om daarnaast een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen. Voldoende aannemelijk is te achten dat onder de gegeven omstandigheden geen extra luchtmomenten aangeboden konden worden.

De beroepscommissie zal daarom in zoverre het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beklag tegen de quarantainemaatregel gegrond vanwege procedurele tekortkomingen, maar inhoudelijk ongegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende het niet kunnen luchten tijdens de quarantainemaatregel ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 23 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven