Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24783/GV, 22 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/24783/GV          

Betreft [klager]

Datum 22 augustus 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 9 december 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. H. Külcü en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 30 juni 2019 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, waarvan twee jaar voorwaardelijk, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Sinds 28 juni 2022 neemt hij deel aan een penitentiair programma (PP). De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 28 juni 2023.

De regelgeving

In artikel 15, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan.

In artikel 19 van de Regeling is het kortdurend re-integratieverlof geregeld. In het derde lid is bepaald vanaf welk moment klager voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). In afwijking hiervan kan een gedetineerde volgens het vierde lid in aanmerking komen voor kortdurend re-integratieverlof, in geval van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De bestreden beslissing

Klager verzocht om kortdurend re-integratieverlof om zijn partner en familie te bezoeken. Dit verzoek werd afgewezen, omdat hij pas vanaf 29 juni 2022 in aanmerking zou komen voor deelname aan een PP en hij vooralsnog in de inrichting in het kader van zijn re integratie(doelen) kon werken aan het herstellen van de banden met zijn sociale netwerk.

De overwegingen van de beroepscommissie

Over het betoog van de raadsman ten aanzien van de manier waarop de selectiefunctionaris (namens verweerder) tot zijn beslissing is gekomen, overweegt de beroepscommissie als volgt. De vrijhedencommissie had in eerste instantie positief geadviseerd over klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof. De selectiefunctionaris heeft op 2 december 2021 schriftelijk verzocht dit advies te heroverwegen. In dit verzoek heeft de vrijhedencommissie kennelijk reden gezien om alsnog een negatief advies uit te brengen, waarna de selectiefunctionaris namens verweerder de verlofaanvraag heeft afgewezen (zie de verdeling van beslissingsbevoegdheden in artikel 18 van de Regeling). Dit alles was klager niet duidelijk gemaakt en riep bij hem verwarring op.

De beroepscommissie ziet vanwege deze gang van zaken, anders dan de raadsman stelt, geen aanleiding tot gegrondverklaring van het beroep. Wel moet worden benadrukt dat in een beslissing over een verlofaanvraag moet worden omschreven hoe deze beslissing tot stand is gekomen. Ook dienen alle voor de bestreden beslissing relevante informatie en (gewijzigde) adviezen voor de gedetineerde kenbaar te zijn (in deze context: de selectiefunctionaris dient deze informatie bij het dossier te voegen indien beroep is ingesteld).

Over de bestreden beslissing zelf overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het vrijhedenadvies van 11 november 2021 volgt dat klagers verzoek tot kortdurend re-integratieverlof in dienst stond van een van zijn re-integratiedoelen, namelijk het stichten van een gezin en het ondersteunen van zijn partner. In de inrichting maakte hij in dit kader gebruik van (beeld)bellen en bezoek zonder toezicht. Verder was hij destijds aangemeld voor de training ‘Sociaal Netwerk en Relaties’.

Het door klager verzochte verlof was volgens verweerder prematuur, omdat – zo blijkt uit het dossier – het verlenen van kortdurend re-integratieverlof wordt aangeraden vier/enkele maanden voorafgaand aan de deelname aan een PP. Wat hier verder van zij, op grond van artikel 19, derde lid, van de Regeling kon aan klager in de onderhavige periode kortdurend re-integratieverlof worden verleend. De enkele stelling dat het verlof te vroeg kwam, kan de afwijzing van klagers verlofaanvraag daarom niet rechtvaardigen. Andere afwijzingsgronden zijn gesteld noch gebleken.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken (klager neemt inmiddels deel aan een PP), komt hem een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

Deze uitspraak is op 22 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven