Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27709/GV, 23 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27709/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    23 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 27 mei 2022 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager verzocht om strafonderbreking voor de duur van drie maanden voor het bijwonen van zijn eigen bruiloft (namelijk: de huwelijksvoltrekking op 30 mei 2022 en het huwelijksfeest van drie dagen) en in verband met gezins¬problematiek. Met een incidenteel verlof kon dus niet worden volstaan. De omstandigheden waaronder klager zijn verzoek heeft ingediend zijn vergelijkbaar met RSJ 11 oktober 2019, R-19/4856/GV, zodat klagers verzoek in redelijkheid niet kon worden afgewezen. Hij betwist dat hij in detentie drugs heeft gebruikt en het is aan verweerder om het tegendeel aannemelijk te maken. Subsidiair dient wat betreft zijn middelengebruik een levensloopbenadering te worden gehanteerd.

Klagers partner verkeert daarnaast in ernstige psychische nood. De (verlengde) ondertoezichtstelling van haar dochter, een dreigende uithuisplaatsing en een recente miskraam drukken zwaar op de schouders van zijn partner en vallen ook klager zwaar. Het is niet goed voor zijn re-integratie als zijn gezinssituatie volledig instort. Verder biedt de strafonderbreking gelegenheid om het mediation-traject met het slachtoffer af te ronden. Dat dit evengoed in de inrichting kan plaatsvinden, doet hieraan niet af.

Klager verzoekt een tegemoetkoming, waarbij schadevergoedingsaspecten dienen te worden betrokken voor de gemaakte kosten van het afgelaste huwelijksfeest. Daarnaast verzoekt hij om een strafonderbreking voor de duur van drie maanden, zodat hij binnen zijn gezinssituatie de nodige zaken op orde kan brengen.

Standpunt van verweerder
Aangezien klager slechts aannemelijk heeft gemaakt dat zijn huwelijksvoltrekking op 30 mei 2022 zou plaatsvinden, kan worden volstaan met een incidenteel verlof. Klager heeft tot op heden niet met documenten onderbouwd dat hij een driedaags huwelijksfeest heeft georganiseerd en daarvoor onomkeerbare kosten heeft gemaakt. De vergelijking met RSJ 11 oktober 2019, R-19/4858/GV, gaat mede om die reden niet op. Blijkens de door hem overgelegde brief heeft de gemeente Zutphen de melding voorgenomen huwelijk ontvangen op 4 april 2022, oftewel toen klager al bekend was met het feit dat hij op enig moment de aan hem opgelegde gevangenisstraf moest ondergaan.

De reclassering schatte op 24 november 2021 het recidiverisico, het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden en het risico op letselschade in als gemiddeld. Deze risico’s vormen contra-indicaties voor verlofverlening. Mede gezien zijn (delict)verleden is het zorgelijk dat klager op 12 mei 2022 positief testte op het gebruik van cannabis. Voor de overige afwijzingsgronden wordt verwezen naar de bestreden beslissing.

3. De beoordeling
Klager is sinds 22 april 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek, wegens bedreiging, mishandeling, diefstal met geweld en handelen in strijd met Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 11 december 2022.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36, in samenhang met artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende levenspartner van de gedetineerde.

Klager verzocht om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, (onder meer) voor het bijwonen van zijn eigen bruiloft en in verband met gezinsproblematiek. 

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot afwijzing van klagers verzoek, omdat de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking onvoldoende is gebleken. 

Het huwelijksfeest, dat drie dagen zou duren, is zowel in het verzoekschrift als in beroep niet met stukken aangetoond, zodat een genoegzame onderbouwing ontbreekt. 

Met betrekking tot de door klager gestelde psychische nood van zijn partner ziet de beroepscommissie dat er momenteel veel in het leven van klager en zijn partner speelt. Klagers partner ontvangt ook sinds lange tijd ambulante ondersteuning. Een advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering ontbreekt echter, terwijl dit wel nodig was om de (medische) noodzaak van de gevraagde strafonderbreking te onderbouwen. Dit advies kon, volgens klagers casemanager, niet worden opgevraagd vanwege het korte tijdsbestek van slechts elf dagen dat resteerde tussen de datum waarop de aanvraag voor strafonderbreking was ingediend/in de inrichting was binnengekomen en de huwelijksdatum. Als klager nog steeds om deze reden strafonderbreking wil, dan ligt het in de rede dat hij een nieuw verzoek indient, waarbij er wel tijd is om advies in te winnen bij de afdeling IMA.

Uit de standpunten van beide partijen volgt, tot slot, dat het lopende mediation-traject tussen klager en het slachtoffer van de door hem gepleegde delicten eveneens in de inrichting kan worden voortgezet. 

Hoewel de redenen waarvoor klager strafonderbreking heeft aangevraagd begrijpelijk zijn, kan de bestreden beslissing, reeds gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 23 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven