Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24964/GV, 12 augustus, beroep
Uitspraakdatum:12-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/24964/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    12 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 december 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om kortdurend re-integratieverlof, omdat zijn familie hulp en ondersteuning nodig heeft. Dat heeft hij al uitgebreid omschreven in zijn verzoek. 

Standpunt van verweerder
Bij beslissing van 14 februari 2022 is aan klager strafonderbreking voor de duur van zes weken verleend, zodat hij zijn partner kan ontlasten in de praktische zaken, zoals bij de opvoeding van hun kinderen. Bij beslissing van 2 juni 2022 is aan klager alsnog kortdurend re-integratieverlof verleend ten behoeve van het re-integratiedoel ‘onderhouden van familiebanden’. Om deze reden dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. 

3. De beoordeling
Klagers situatie 
Klager is sinds 15 juli 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens onder andere medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en poging tot diefstal in vereniging. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 19 februari 2023.

De ontvankelijkheid
De beroepscommissie kan verweerder niet volgen in het standpunt dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. De beslissing van 2 juni 2022 ziet op een nieuwe verlofaanvraag, welk verlof in deze zaak geen onderwerp van geschil is. Daarbij kan voor het verlofdoel ‘herstel van familiebanden’ naar zijn aard meerdere keren re-integratieverlof worden verleend. Klager heeft dan ook belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de bestreden beslissing van 17 december 2021 (vgl. RSJ 21/24241/GV). 

De wet- en regelgeving
In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag.

In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). 

De bestreden beslissing
Verweerder heeft klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen, vanwege – kortgezegd – het stadium waarin klagers detentie zich bevond ten tijde van de bestreden beslissing en vanwege de mogelijkheden die klager zou hebben om binnen de inrichting aan het re-integratiedoel ‘herstel van familiebanden’ te werken. 

De overwegingen van de beroepscommissie
De beroepscommissie stelt vast dat klager ten tijde van de bestreden beslissing op grond van artikel 19, tweede, van de Regeling in aanmerking kon komen voor kortdurend re-integratieverlof. 

Voor zover verweerder klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof heeft afgewezen omdat niet duidelijk zou zijn op welke wijze dit verlof bijdraagt aan zijn re-integratie, omdat klager pas op 12 juli 2022 in aanmerking komt voor een PP, overweegt de beroepscommissie dat in de Regeling het verlenen van kortdurend re-integratieverlof in deze fase van klagers detentie mogelijk is gemaakt. Dit kan de afwijzing van klagers verzoek dan ook niet dragen.

Voor zover klagers verzoek is afgewezen omdat klager binnen de inrichting aan het re-integratiedoel ‘herstel van familiebanden’ zou kunnen werken, geldt dat dit eveneens de afwijzing van klagers verzoek niet kan dragen. De beroepscommissie overweegt daartoe als volgt. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet straffen en beschermen blijkt dat van de gedetineerde, als blijk van zijn motivatie en in het kader van een gefaseerde opbouw, wordt gevraagd om al binnen de muren van de inrichting te werken aan zijn re-integratie(doelen). In het kader van het herstel van familiebanden kan bijvoorbeeld worden verwacht dat de gedetineerde hieraan invulling geeft, althans probeert te geven, door bezoek, telefoneren en/of het schrijven van brieven. Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat en op welke manier klager voldoet aan wat er in dit opzicht van hem gevraagd wordt. Uit het D&R-plan van 30 november 2021 volgt namelijk dat klager goed contact onderhoudt met zijn partner en kinderen. 

Tot slot heeft verweerder de afwijzing van klagers verzoek mede gebaseerd op het advies van de vrijhedencommissie. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd omdat een kortdurend re-integratieverlof klager niet zal helpen, omdat klagers partner al de nodige hulp krijgt van de gemeente. De beroepscommissie is van oordeel dat de hulp van de gemeente niet maakt dat het belang van klager wegvalt. Ook blijkt uit het vrijhedenadvies van 29 november 2021 dat klager en zijn gezin door de toeslagenaffaire ernstig in de (financiële) problemen zijn geraakt, waardoor klagers partner onder continue stress leeft. Klagers wens om zijn gezin te ondersteunen is dan ook zeer begrijpelijk.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Gelet op de positieve beslissing van 2 juni 2022 ten aanzien van een reeks aan kortdurende re-integratieverloven, heeft het geen zin om verweerder op te dragen om een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe. 


Deze uitspraak is op 12 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven