Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8502/GA, 18 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

Nummer          R-20/8502/GA

               

Betreft [klager]

Datum 18 oktober 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 13 augustus 2020 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Middelburg heeft op 30 oktober 2020 het beklag ongegrond verklaard (MB-2020-447). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Middelburg (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op de beslissing van 13 augustus 2020 staat dat deze is genomen door […] als (plaatsvervangend) vestigingsdirecteur. De beslissing is echter niet door haar ondertekend. Klager heeft eerder een beslissing van haar gehad met daarop een andere handtekening. Daarom is het niet duidelijk wie de beslissing heeft genomen. Als de beslissing door iemand anders is genomen, moet er een geldige mandatering zijn.

Uit artikel 1d, tweede lid, (oud) van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) volgt dat na uiterlijk zes weken het gedrag van een gedetineerde wordt beoordeeld. De directeur hoeft die beslissing niet pas na zes weken te nemen en kan dit eerder doen. In dit geval heeft de directeur ook binnen zes weken beslist.

Pas in het verweerschrift in beklag stelt de directeur dat klager niet gedurende een periode van zes weken goed gedrag heeft kunnen laten zien. Dit volgt niet uit de bestreden beslissing. In die beslissing wordt het ‘groene’, ‘oranje’ en ‘rode’ gedrag beschreven en maakt de directeur een afweging. In die afweging zijn niet alle juiste en relevante feiten en omstandigheden betrokken. Een deugdelijke motivering en belangenafweging ontbreekt.

Klager betwist het door de directeur geschetste ‘oranje’ gedrag. De directeur heeft geen rapportages overgelegd waaruit dit gedrag zou volgen. Ook concrete gedragingen ontbreken. Het is ook niet duidelijk of die gedragingen wel vallen binnen de beoordelingsperiode na de eerdere degradatiebeslissing van 17 juli 2020.

Als ‘rood’ gedrag is aangemerkt een voorval met een medewerker waarvoor klager op 29 juli 2020 disciplinair is gestraft. Het beklag tegen die straf is door de beklagcommissie gedeeltelijk gegrond verklaard en er loopt een beroepsprocedure van klager (kenmerk RSJ R 20/8501/GA). Klager verwijst naar de stukken van die procedure.

De directeur heeft hetgeen klager naar voren heeft gebracht over het ‘oranje’ en ‘rode’ gedrag onvoldoende weersproken. Het structurele gedrag is voornamelijk ‘groen’ gedrag. Dit is niet meegenomen in de belangenafweging.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Ten aanzien van de handtekening op de schriftelijke beslissing overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie heeft vastgesteld dat de beslissing is getekend door de (plaatsvervangend) vestigingsdirecteur van de PI Middelburg.

Op grond van het destijds geldende artikel 1d (oud) van de Regeling beslist de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Op grond van artikel 1d, tweede lid, (oud) van de Regeling heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort gedurende een periode van zes weken. De directeur dient voorafgaande aan een beslissing over een verzoek tot promoveren een belangenafweging te maken. Bij die belangenafweging dient de directeur het ‘oranje-gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re integratie, dient te leiden tot afwijzing van het verzoek om te promoveren. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag  en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.

In beginsel wordt elke zes weken beoordeeld of een gedetineerde in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma. In klagers geval waren er pas vier weken voorbij sinds hij was gedegradeerd naar het basisprogramma. De directeur heeft echter wel een beslissing genomen op klagers verzoek om te promoveren. De beroepscommissie zal deze beslissing dan ook inhoudelijk toetsen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur een voldoende kenbare en inzichtelijke belangenafweging gemaakt waarbij het (structurele) ‘groene’ gedrag is afgezet tegen het ‘oranje’ en het ‘rode’ gedrag. Ook wanneer het ‘rode’ gedrag buiten beschouwing blijft vanwege de (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het beklag tegen de disciplinaire straf, heeft klager vanwege het ‘oranje’ gedrag niet op alle onderdelen van goed gedrag positief gescoord.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur tot afwijzing van klagers verzoek om te promoveren niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 18 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. R. Raat en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven