Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26811/TA, 3 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/26811/TA

Betreft [klager]

Datum 3 augustus 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een afdelingsarrest, ingaande op 26 februari 2022.

De beklagrechter bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 5 april 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (K-2022-104). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is onterecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. In de mededeling van de beslissing staat vermeld dat tegen de beslissing pas beklag mogelijk is nadat de beperking van de bewegingsvrijheid een week heeft geduurd. Klager was daarom in de veronderstelling dat hij pas in beklag kon gaan nadat deze week voorbij was en heeft precies zeven dagen na 26 februari 2022 beklag ingesteld. Het is aan de instelling te wijten, vanwege de wijze waarop dit staat vermeld in de mededeling, dat klager pas na 5 maart 2022 in beklag is gegaan. Klager verzoekt dan ook hem alsnog ontvankelijk te verklaren in zijn beklag.

Voorts is klager van mening dat de bestreden maatregel onredelijk en onbillijk is. Het enkel beschikken over een aantal cd's te veel staat niet in verhouding met de hem opgelegde beperkingen.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Klager heeft op 6 maart 2022 een klacht ingediend over de beslissing van 26 februari 2022 waarmee zijn bewegingsvrijheid is beperkt tot de afdeling. Ingevolge artikel 58, vijfde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) moet het klaagschrift tegen de beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest binnen zeven dagen na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest. Tegen het opleggen van afdelingsarrest staat ingevolge artikel 57, eerste en vierde lid, Bvt beklag open nadat het afdelingsarrest een week heeft geduurd waarbij de dag waarop de beslissing is genomen buiten beschouwing blijft.

De maatregel afdelingsarrest van klager heeft voortgeduurd tot 10 maart 2022. Anders dan bij maatregelen als afzondering en separatie geeft de wet geen beklagmogelijkheid tegen het voortduren van een afdelingsarrest. Beklag tegen het voortduren van het afdelingsarrest is slechts mogelijk als tijdig beklag is ingediend tegen de beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest. Nu daarvan in dit geval geen sprake is, vindt de instelling dat klager terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

De instelling stelt zich overigens op het standpunt dat voor het opleggen van de maatregel afdelingsarrest op 26 februari 2022 voldoende redenen waren, nu bij een controle van klagers kamer meerdere porno dvd's zijn aangetroffen. Het bezit hiervan is niet toegestaan en vormt een gevaar voor de orde en veiligheid in de instelling.

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt op grond van de stukken vast dat klager bij formulier van 6 maart 2022  op 9 maart 2022 ingekomen bij de Commissie van Toezicht van de instelling  beklag heeft ingesteld tegen de beslissing van 26 februari 2022 tot het opleggen van afdelingsarrest, welke beslissing op 27 februari 2022 aan klager is uitgereikt. Onderaan die beslissing staat vermeld  overeenkomstig het bepaalde in artikel 57, eerste lid, Bvt  dat beklag pas mogelijk is nadat het afdelingsarrest een week heeft geduurd.

Op grond van artikel 58, vijfde lid, Bvt moet een klaagschrift tegen de beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest binnen zeven dagen na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing worden ingediend.

Deze wettelijke bepalingen worden volgens de beroepscommissie (zie bijvoorbeeld RSJ 24 mei 2012, 11/4551/TA) zo uitgelegd dat het klaagschrift binnen de wettelijke termijn van zeven dagen na kennisname van de beslissing moet worden ingediend, maar alleen inhoudelijk kan worden beoordeeld nadat de duur van het afdelingsarrest een week heeft geduurd.

Nu klager buiten de zeven dagen termijn beklag heeft ingediend, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Dat klager naar eigen zeggen in de veronderstelling was dat hij pas na een week beklag kon indienen, moet voor zijn rekening en risico blijven en maakt dus nog niet dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. De beroepscommissie acht het evenwel aanbevelingswaardig om de schriftelijke mededeling over het instellen van beklag bij het opleggen van afdelingsarrest als bedoeld in artikel 33 Bvt aan te passen door de termijn voor het instellen van beklag voor verpleegden in bovenstaande zin te verduidelijken.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is op 3 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven