Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24368/GV, 29 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/24368/GV           

Betreft [klager]

Datum 29 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 12 november 2021 klagers verzoeken om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager meent – anders dan verweerder – wel degelijk belang te hebben bij zijn beroep. Het gegeven dat hij reeds verlof heeft genoten, gericht op gezinshereniging, en dat hij momenteel in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) verblijft, staan hieraan niet in de weg. Ook het belang bij een compensatie, door middel van extra verlof of een financiële vergoeding, blijft bestaan.

Gezinshereniging zal uiteindelijk te allen tijde buiten de inrichting plaats moeten vinden. Dit is een onderdeel van de re-integratie en resocialisatie. Bezoek, beeldbellen en telefonisch contact kunnen een thuissituatie nooit nabootsen. Daarnaast is het in de inrichting niet mogelijk om klagers gezin in zijn geheel te ontvangen, gelet op het maximum aantal bezoekers.

Ten aanzien van het werk, wenst klagers werkgever te zien of klager naar behoren kan functioneren. Het klopt dat klager hier eerder heeft gewerkt. Als hij een aantal uren meedraait, kan de werkgever beoordelen of hij nog daadwerkelijk iets aan hem heeft op het moment van zijn deelname aan een penitentiair programma (PP).

Uit de bestreden beslissing blijkt niet waarom vrees bestaat dat klager tijdens een kortdurend re-integratieverlof mogelijk over zou gaan tot het begaan van een strafbaar feit. Dat sprake is geweest van slecht verlopen vrijheden is onjuist, nu eerdere verloven en vrijheden in het kader van deelname aan een PP zeer goed zijn verlopen. Het is juist dat klager acht jaar geleden tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) is gerecidiveerd en dat hij nu de herroeping van zijn v.i. dient uit te zitten. Klager is hierna echter in behandeling geweest, heeft cursussen gevolgd en is zijn afspraken bij Fivoor, de reclassering en zijn werk nagekomen.

Standpunt van verweerder

Bij beslissing van 12 november 2021 is klagers verzoek tot kortdurend re-integratieverlof, met als doel gezinshereniging met zijn vrouw en kinderen, afgewezen. Na de bestreden beslissing heeft klager re-integratieverlof genoten. Dit verlof is goed verlopen, waardoor de directeur van de inrichting op grond van artikel 18, tweede lid aanhef en onder b., van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) thans bevoegd is om te beslissen op verzoeken om kortdurend en langdurend re-integratieverlof. Dit maakt dat klager geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat het niet kan leiden tot de door klager gewenste situatie. Verweerder is immers niet meer bevoegd om te beslissen op verzoeken om kortdurend re-integratieverlof van klager.

Daar komt bij dat klager, conform zijn wens, op 15 maart 2022 langdurend re-integratieverlof heeft genoten om aan gezinshereniging en het herstel van zijn relatie met zijn vrouw en kinderen te werken. Ook dit maakt dat klager geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

3. De beoordeling

Klager is sinds 18 november 2020 gedetineerd. Hij onderging de herroeping van zijn v.i. voor de duur van een jaar en negen maanden. Op dit moment ondergaat hij een gevangenisstraf van drie jaar en elf maanden met aftrek. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 13 oktober 2022.

Ontvankelijkheid

De omstandigheid dat verweerder een opvolgend verzoek van klager om kortdurend re-integratieverlof heeft toegewezen, waarna de bevoegdheid om te beslissen op de directeur van de inrichting is overgegaan, doet niet af aan de bevoegdheid van verweerder en klagers mogelijkheid daartegen beroep in te stellen (zie nader RSJ 1 juni 2022, 21/23867/GV). Ook het gegeven dat klager inmiddels naar aanleiding van een nieuw verzoek, dat in deze procedure niet ter beoordeling staat, langdurend re-integratieverlof heeft genoten ten aanzien van het doel gezinshereniging, maakt naar het oordeel van de beroepscommissie niet dat klager geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

De beroepscommissie zal het beroep, gelet op het voorgaande, inhoudelijk beoordelen.

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag.

In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De bestreden beslissing

Klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof, met als doel gezinshereniging, is afgewezen, omdat onvoldoende duidelijk dan wel aangetoond is op welke wijze het verzoek tot gezinshereniging bijdraagt aan zijn re-integratie. Hiervoor kunnen de (bezoek)mogelijkheden in de inrichting worden gebruikt. Zijn verzoek om kortdurend re-integratieverlof, met als doel kennismaking met zijn werkgever, is afgewezen, omdat een kennismaking met de werkgever waar klager reeds bekend is niet aan de orde is en dit niets toevoegt aan zijn re-integratie. Hij heeft in principe al toestemming om daar tijdens deelname aan een PP of plaatsing in een BBA te kunnen werken.

De overwegingen van de beroepscommissie

De beroepscommissie stelt vast dat klager op grond van artikel 19, tweede lid, van de Regeling in aanmerking kan komen voor kortdurend re-integratieverlof.

Bezoek aan werkgever

De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof voor een sollicitatiegesprek, een proefdag en een kennismaking met het team bij een werkgever. Hij heeft hier eerder al gewerkt en wil tijdens een gesprek zijn contract en functie bespreken.

Uit het vrijhedenadvies van 20 oktober 2021 blijkt dat klager al bekend is bij de werkgever, dat de werkgever reeds goedkeuring heeft gegeven dat hij daar kan gaan werken en dat tevens de programmatische uren voor tijdens een plaatsing in een BBA of bij deelname aan een PP al zijn opgemaakt. Bij deze stand van zaken ziet de beroepscommissie niet in op welke manier het verzochte kortdurend re-integratieverlof nog een bijdrage kan leveren aan klagers re-integratietraject, nu klager reeds verzekerd is van een baan. Dat klager een aantal uren wenst mee te draaien en dat hij reeds kennis wil maken met het team, doet hier niet aan af. Het verlenen van kortdurend re-integratieverlof is daarvoor niet aangewezen. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen.

Bezoek aan gezin

Het verlofdoel dat klager heeft aangedragen – bezoek aan zijn gezin – betreft een re-integratieactiviteit.

De beroepscommissie stelt voorop dat bij een verzoek om kortdurend re-integratieverlof inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt met zich mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke manier wordt beoogd de betreffende re-integratiedoelen te bereiken. Als een gedetineerde op grond van eenzelfde re-integratiedoel vaker voor het verlenen van (kortdurend) re-integratieverlof in aanmerking komt, dan kan dit eventueel met behulp van een verlofschema worden geïllustreerd (Stcrt. 2021, 28357). Het voorgaande is ook van betekenis bij de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van een verzoek om re-integratieverlof.

In klagers geval moet worden vastgesteld dat (een gedeelte van) zijn D&R-plan niet is overgelegd en dat in het vrijhedenadvies hierover niets is opgenomen. Dat betekent dat de hierboven bedoelde noodzakelijke informatie ontbreekt. De beroepscommissie kan daardoor niet beoordelen of verweerder in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat kortdurend re-integratieverlof op dit moment niet is aangewezen in het kader van klagers re-integratie.

Het recht van de gedetineerde om in de inrichting bezoek te ontvangen (artikel 38 van de Penitentiaire beginselenwet) is een middel om tijdens de detentieperiode contact met de buitenwereld te onderhouden. Anders dan verweerder in beroep lijkt te stellen, staat dit middel er op zichzelf niet aan in de weg dat klager in het kader van zijn re-integratie en in de laatste fase van zijn detentie zijn familie tijdens een (kortdurend) re-integratieverlof bezoekt. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de afwijzing van klagers verzoek is gerechtvaardigd, om de enkele reden dat hij deze activiteit binnen de muren van de inrichting zou kunnen verrichten.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing in zoverre onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu uit klagers registratiekaart blijkt dat hij reeds deelneemt aan een PP, zal zij hiermee volstaan en verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 29 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven