Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23346/GV, 1 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/23346/GV 

Betreft [klager]

Datum 1 augustus 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 21 september 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Op 3 mei 2022 heeft voornoemde raadsman zich teruggetrokken en heeft mr. J.A.R. van de Velde zich als raadsman gesteld.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om de familiebanden aan te halen en om een woning te bezichtigen waar hij gedurende zijn deelname aan een penitentiair programma (PP) wenst te verblijven. Gelet op artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan hiervoor kortdurend re-integratieverlof worden verleend, nu deze doelen in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan) zijn opgenomen.

De door verweerder gestelde eis, dat pas in de laatste fase van detentiefasering, voorafgaand aan de deelname aan een PP of de voorwaardelijke invrijheidstelling, kortdurend re-integratieverlof kan worden verleend voor het re-integratiedoel ‘sociaal netwerk’, is niet neergelegd in wet- of regelgeving. Klager komt gelet op het bepaalde in de artikelen 19 en 20 van de Regeling, voor wat betreft zijn strafrestant, al zeer geruime tijd in aanmerking voor kortdurend re-integratieverlof. Daarnaast verblijft klager feitelijk al in de laatste fase van zijn detentie, nu hij per 2 september 2021 in aanmerking zou komen voor deelname aan een PP, gelet op zijn strafrestant.

Daarnaast neemt de mogelijkheid dat klager bezoek ontvangt in een voorziening die binnen de inrichting is gecreëerd, zijn belang bij een re-integratieverlof niet weg. Deze voorziening is overigens dusdanig in trek bij medegedetineerden, dat klager hier feitelijk geen gebruik van kan maken. Voorts biedt deze voorziening slechts de mogelijkheid tot één bezoek per drie maanden en is deze ruim een jaar op slot geweest, waarbij onbekend was of en wanneer deze weer in gebruik zou worden genomen. Daarnaast kan ook het omgekeerd bezoek slechts eenmaal per drie maanden plaatsvinden, gelet op artikel 25 van de Regeling, zodat ook dit geen reëel alternatief vormt voor re-integratieverlof.

Het is juist dat de reclassering nog geen advies heeft opgesteld met betrekking tot de woning. De reclassering is in afwachting van de naderende oplevering van de woning, waarna kan worden beoordeeld of de woning voldoet aan de te stellen eisen. Ook op dat punt dient het bezoek van klager, waarbij hij wenst te bezien of en zo ja welke aanpassingen nog gedaan moeten worden aan de woning, een in het D&R-plan vastgesteld re-integratiedoel. In het selectieadvies worden bezwaren geuit ten aanzien van (het adres van) de neef van klager. Die gegevens betreffen slechts mutaties en zijn neef heeft een blanco justitiële documentatie.

Het Openbaar Ministerie (OM) blijft volharden in de stelling dat intramuraal diepgaand gedragsdeskundig onderzoek nodig is, voordat tot het verlenen van externe vrijheden kan worden gekomen. Inmiddels heeft klager medewerking verleend aan gedragsdeskundig onderzoek en is de conclusie dat de behandeling ambulant kan worden aangeboden. Tot slot volgt uit het reclasseringsadvies van 8 juli 2021 dat positief geadviseerd wordt omtrent deelname van klager aan een PP, met daarbij de opmerking dat deelname aan een PP wezenlijk meer vrijheden met zich brengt dan een eenmalig re-integratieverlof.

Geen van de in de artikelen 4, 15, tweede lid, en 16 van de Regeling genoemde gronden staan in de weg aan het verlenen van kortdurend re-integratieverlof. Daarnaast blijkt niet dat is bezien of het stellen van bijzondere voorwaarden gedurende het te verlenen verlof tegemoet kan komen aan de bezwaren die kennelijk (door het OM) worden gezien. Klager is bereid zich te houden aan alle op te leggen voorwaarden.

Standpunt van verweerder

Klagers verlofaanvraag valt niet onder de activiteiten waarvoor kortdurend re-integratieverlof is bedoeld. Ook is het verlenen van kortdurend re-integratieverlof niet noodzakelijk, omdat alternatieven ingezet kunnen worden. Niet is gebleken welke praktische zaken klager met zijn neef wil bespreken, wat de noodzaak daartoe is en waarom dit niet door middel van bezoek van de neef aan klager, beeldbellen en/of de telefoon kan plaatsvinden. Daarnaast is ten aanzien van de woning nog geen positief deeladvies afgegeven. Het is dan ook niet vanzelfsprekend dat klager hier tijdens een eventuele deelname aan een PP gaat wonen.

Ook wordt geen noodzaak gezien tot het verlenen van kortdurend re-integratieverlof voor het aansterken van de familiebanden. Klager heeft in het kader van incidenteel verlof een omgekeerde bezoekregeling met zijn moeder en daarnaast kan hij een verzoek doen voor het ontvangen van (familie)bezoek in Zuyderhof. De mogelijkheden voor bezoek zijn met klager besproken. Voorts bestaat geen noodzaak om klager kortdurend re-integratieverlof te verlenen om gefaseerd terug te keren in een sociaal netwerk, omdat hij na detentie niet zijn verblijf zal hebben bij zijn vriendin en kinderen.

Nu het verzoek om voornoemde redenen is afgewezen, komt verweerder niet meer toe aan het toetsen van de algemene voorwaarden die gelden voor het re-integratieverlof, zoals die zijn opgenomen in artikel 15, tweede lid, van de Regeling. Ook komt verweerder niet meer toe aan de vraag onder welke bijzondere voorwaarden verlof verleend kan worden om risico’s te beperken.

3. De beoordeling

Klager is sinds 17 augustus 2013 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van dertien jaar en zeven maanden met aftrek, wegens stelselmatige zware mishandeling van twee personen en wegens doodslag op een van deze personen. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 2 september 2022.

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag.

In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De overwegingen van de beroepscommissie

Bezichtigen woning

De beroepscommissie maakt uit het vrijhedenadvies van 24 augustus 2021 op dat een van klagers re-integratiedoelen betreft ‘het vinden van huisvesting tijdens PP en na detentie’. Een van de acties die hieruit voortvloeit is dat klager tijdens zijn deelname aan een PP een woning kan huren van een neef. Door de raadsman is een huurovereenkomst voor deze woning aangeleverd. Klager heeft dus kennelijk al huisvesting gevonden. Een noodzaak voor het verlaten van de inrichting, om een huurovereenkomst te tekenen, is er dan ook niet. De beroepscommissie ziet voorts niet in dat het door klager aangedragen verlofdoel, dat neerkomt op “het bezichtigen van deze woning, zodat de woning eventueel door familie naar klagers smaak kan worden aangepast”, noodzakelijk is met het oog op de re-integratie van klager in de samenleving. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen.

Bezoek aan familie

De verlofdoelen die klager heeft aangedragen, te weten het aanhalen van de familiebanden en de relatie met zijn partner en kinderen onderhouden, betreffen re-integratieactiviteiten en uit het bijgevoegde vrijhedenadvies van 24 augustus 2021 kan worden opgemaakt dat de verlofdoelen tevens zien op de re-integratiedoelen opgenomen in klagers D&R-plan. Het D&R-plan zelf bevindt zich overigens niet bij de stukken.

Het kortdurend re-integratieverlof is primair bedoeld voor het regelen van praktische zaken om de terugkeer in de samenleving voor te bereiden, vooruitlopend op langdurend re-integratieverlof, deelname aan een PP en/of de (voorwaardelijke) invrijheidstelling. Er dient daarbij sprake te zijn van een gefaseerde opbouw van het verlof. Het is echter niet uitgesloten dat kortdurend re-integratieverlof wordt verleend voor het herstellen of onderhouden van familiebanden. De omstandigheid dat klager reeds in het kader van incidenteel verlof een omgekeerd bezoek heeft afgelegd aan zijn moeder, doet hieraan niet af en kan de afwijzing van het verzoek van klager niet mede dragen.

Het recht van de gedetineerde om in de inrichting bezoek te ontvangen (artikel 38 van de Penitentiaire beginselenwet) is een middel om tijdens de detentieperiode contact met de buitenwereld te onderhouden. Dit middel staat er op zichzelf niet aan in de weg dat klager – anders dan verweerder lijkt te stellen – in het kader van zijn re-integratie en in de laatste fase van zijn detentie zijn familie tijdens een verlof bezoekt. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de afwijzing van klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof is gerechtvaardigd, om de enkele reden dat hij deze activiteit binnen de muren van de inrichting zou kunnen verrichten, ook niet wanneer dit een voorziening betreft waarbij in huiselijke sfeer contact kan worden onderhouden met familie. Ook het gegeven dat klager na detentie niet bij zijn vriendin en kinderen zal verblijven, doet niet af aan de mogelijkheid om tijdens een verlof zijn gezin te bezoeken.

De beroepscommissie stelt voorts vast dat verweerder het gedrag van klager gedurende de gehele detentie, de eventuele risico’s bij het verlenen van kortdurend re-integratieverlof, en het antwoord op de vraag of eventueel aan het verlof te verbinden voorwaarden de risico’s in voldoende mate zouden kunnen ondervangen, niet heeft onderzocht, dan wel onderbouwd.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing in zoverre onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen ten aanzien van dit verlofdoel een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van één week na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen ten aanzien van het verlofdoel ‘bezoek aan familie’, met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van één week na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 1 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven