Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21671/GA, 15 september 2022, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/21671/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    15 september 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    de oplegging van toezichtmaatregelen aan klager in de periode van 23 september tot en met 8 oktober 2021 zonder dat daaraan een beslissing ten grondslag lag;
b.    het niet tijdig uitreiken van de beslissing van 8 oktober 2021 waarin toezichtmaatregelen aan klager worden opgelegd;
c.    het ontbreken van de noodzaak en een deugdelijke belangenafweging van de opgelegde toezichtmaatregelen in de beslissing van 8 oktober 2021.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 19 maart 2021 het beklag gegrond verklaard inzake beklag a. en b. en het beklag inzake beklag c. ongegrond verklaard (LW-2020-576). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft de gemachtigde van klagers raadsvrouw, mr. V.M. Heerbaart, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Leeuwarden, gehoord op de zitting van 15 juni 2022 in de PI Lelystad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Aan klager zijn in de periode van 23 september 2020 en 8 oktober 2020 beperkende en ingrijpende toezichtmaatregelen opgelegd, zonder dat daaraan een beslissing ten grondslag lag. De directeur erkent dat de termijnbewaking niet goed is gegaan. Dit is in strijd met de wet. 

Uit de bestreden beslissing volgt dat de GVM-status ‘hoog’ is gehandhaafd nu er geen nieuwe informatie en geen wijzigingen zouden zijn. In de beslissing wordt aangegeven dat het personeel toezicht houdt op de belduur van klager en dat hij maximaal tien minuten per dag mag bellen. Klager heeft hiervan nadeel ondervonden. Op grond van de circulaire ´Beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico´ van 16 juli 2018 kan de belduur van gedetineerden met de status ´hoog´ worden beperkt tot maximaal vijftien minuten per dag, exclusief telefonisch contact met de advocaat. Op grond waarvan de directeur heeft besloten dat de belduur wordt beperkt tot tien minuten per dag, is onduidelijk. Tevens is onduidelijk of het telefonisch contact met de advocaat buiten die beperking wordt gehouden, terwijl dat op grond van voornoemde circulaire wel zou moeten. De circulaire is een lex specialis die uitgaat boven de wettelijke ondergrens van artikel 39 van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 3.9.1. van de huisregels. Dit heeft de beklagcommissie ook overwogen in de beslissing op klagers beklag met kenmerk LW-2020-184. De directeur mag in het nadeel van klager van de circulaire afwijken als daartoe gegronde redenen bestaan, maar daarvan is niet gebleken. 

Volgens de beslissing zijn verlenging van de toezichtmaatregelen en nieuwe maatregelen nodig, vanwege een vermoeden dat klager zou willen vluchten en zou willen voorkomen dat de directeur op de hoogte is van wat hij bespreekt. Het vluchtvermoeden lijkt met name te zijn ingegeven door de straf die klager kan worden opgelegd. Het is onredelijk om een vluchtvermoeden enkel te baseren op een mogelijke lange gevangenisstraf als er verder geen aanwijzingen zijn op grond waarvan dit aannemelijk zou kunnen zijn. Bovendien betwist klager uitdrukkelijk dat hij heeft willen ontvluchten en thans of op enig moment vluchtgevaarlijk zou zijn (geweest). Er worden onjuiste aannames gedaan en onjuiste conclusies getrokken. Voorts staat in de beslissing dat het vermoeden dat klager wil voorkomen dat de directeur op de hoogte raakt van wat hij bespreekt, wordt versterkt door de vondst van mobiele telefoons en de daarin aangetroffen informatie. Die telefoons zijn op 28 maart 2019 in de PI Alphen aan den Rijn op klagers cel aangetroffen. Door de directeur is niet gemotiveerd om welke reden het aantreffen van de telefoons ruim anderhalf jaar eerder zou meebrengen dat de maatregelen op dat moment nog noodzakelijk zouden zijn. Na 28 maart 2019 is er geen telefoon meer bij klager op cel aangetroffen, ook niet toen klager van 15 mei 2019 tot 4 maart 2020 in de PI Krimpen was geplaatst. Evenmin volgt uit de stukken dat klager sindsdien met personen contact zou hebben gehad over vluchten of dat hij plannen zou hebben om te vluchten. De noodzaak voor het opleggen/verlengen van de toezichtmaatregelen is  voornamelijk gebaseerd op oude informatie en daarmee onvoldoende onderbouwd.  

De directeur heeft de beslissing gebaseerd op informatie van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP). De directeur kan deze informatie niet inhoudelijk toetsen. Voorwaarde is wel dat de directeur zich ervan vergewist dat deze informatie actueel, betrouwbaar en concreet is. In de beslissing is niet gemotiveerd wat de informatie actueel en betrouwbaar maakt. Daarbij zijn sommige onderdelen ook weinig concreet. Zo wordt er vermeld dat klager internationale criminele contacten zou onderhouden, maar volgt nergens uit met wie dit contact zou zijn, wanneer dit contact zou hebben plaatsgevonden en waarom dit wordt bestempeld als crimineel contact dat een noodzaak voor de toezichtmaatregelen zou vormen. In de vorige inrichting zijn aan klager ook toezichtmaatregelen opgelegd, waaronder het opnemen, afluisteren en vertalen van (telefoon)gesprekken en indien nodig dit zenden aan het GRIP. Uit de stukken volgt niet dat er gedurende deze maatregel door klager contact zou zijn onderhouden, waardoor de toezichtmaatregelen van 8 oktober 2020 noodzakelijk zouden zijn. 

Klager wordt sterk beperkt in zijn contacten. Bij het opleggen van toezichtmaatregelen en daarmee het opleggen van beperkingen aan een gedetineerde, dient steeds maatwerk te worden geleverd. Het is aan de directeur om binnen de circulaire geformuleerde grenzen de uitoefening van de aan hem toegekende bevoegdheden op een wijze te gebruiken die voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Er is een belangenafweging vereist waarbij het van belang is of zich in de inrichting iemand bevindt binnen de veronderstelde contacten van klager. Het hebben van contacten met andere gedetineerden kan namelijk op zichzelf redelijkerwijs niet meebrengen dat de maatregel(en) noodzakelijk zijn. Uit de informatie die naar voren wordt gebracht volgt niet dat de orde en rust in de inrichting door gedrag van klager in het geding komt. Evenmin volgt uit de beslissing of het contact met medegedetineerden kan worden beperkt tot de gedetineerde die binnen het veronderstelde netwerk zouden vallen. Het lijkt erop dat een dergelijke afweging niet is gemaakt door de directeur. 
De directeur dient ook de redelijkheid en billijkheid van de maatregelen af te wegen op grond van feitelijke omstandigheden in de inrichting, waaronder het gedrag van de gedetineerde. Dit wordt zo begrepen, dat de directeur het gedrag van klager ook van belang acht om de noodzakelijkheid dan wel redelijkheid en billijkheid van de maatregelen te bepalen. Uit de bestreden beslissing volgt echter niet welk gedrag zou zijn vastgesteld en of dit gedrag is betrokken in de te maken belangenafweging. 

De beslissing van de directeur is in strijd met de wet en de beginselen van een behoorlijk beklagrecht tot stand gekomen. De beslissing van de directeur berust niet op een juiste beoordeling van de feiten en omstandigheden, althans door de directeur zijn niet alle relevante feiten en omstandigheden (voldoende) betrokken bij het nemen van de beslissing. De beslissing is onzorgvuldig genomen en bevat een motiveringsgebrek. Tevens ontbeert de beslissing een deugdelijke belangenafweging. De beslissing van de directeur kan zodoende redelijkerwijs dan ook niet in stand blijven. 

De zaak waarnaar de beklagcommissie inzake beklag c. verwijst betreft een gegrond verklaard beklag van klager. Daarin heeft de beklagcommissie geoordeeld dat niet door middel van een inzichtelijke eigen afweging de noodzaak is onderbouwd tot het opleggen van de toezichtmaatregelen. De beklagcommissie heeft in de onderhavige zaak beperkt gemotiveerd door hiernaar te verwijzen, terwijl maatwerk is vereist. De enkele verwijzing naar een ´oude´ zaak is onvoldoende gelet op de jurisprudentie van de beroepscommissie. Daaruit volgt dat naarmate de toezichtmaatregelen langer duren, bij de benodigde belangenafweging klagers belangen zwaarder gaan wegen en dient de noodzaak tot voortzetting van de maatregelen met voldoende argumenten en relevante feiten en omstandigheden te worden onderbouwd en aannemelijk gemaakt. De informatie waarnaar in de beslissing wordt verwezen is anderhalf jaar oud. 

Verzocht wordt de klachten gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen voor het door hem ondervonden ongemak van €10,- per dag. De toezichtmaatregelen zijn ingrijpend en brengen naar hun aard ongemak met zich mee. 

Standpunt van de directeur
Het is juist dat er geen beslissing aan de toezichtmaatregelen in de periode van 23 september 2021 tot en met 8 oktober 2021 ten grondslag heeft gelegen en dat de beslissing van 8 oktober 2021 niet tijdig aan klager is uitgereikt. De complexiteit en veelvoud van beslissingen die moeten worden opgemaakt voor deze groep gedetineerden, maakt dat het lastig is om beslissingen onverwijld uit te reiken. In het geval van klager heeft het te lang geduurd. Om die reden wordt verzocht, ingeval aan klager een tegemoetkoming wordt toegekend, om conform de standaardbedragen een derde toe te kennen vanwege de formele gegrondverklaring. 

Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in beklag c. De beklagcommissie verwijst in de onderhavige zaak in haar uitspraak naar een andere zaak van klager (LW-2020-156 en LW-2020-173). Gelet hierop is sprake van een dubbele klacht. Daarnaast is deze uitspraak op dat moment nog niet onherroepelijk, nu de directeur beroep heeft ingesteld tegen deze uitspraak (R-20/6985/GA). Tevens heeft de schorsingsvoorzitter in de onderhavige zaak (RSJ 27 oktober 2020, S-20/4566/SGA) geoordeeld dat sprake is van een kenbare en toetsbare belangenafweging. 

Klager heeft geen nadeel ondervonden van de aanvankelijk in de beslissing opgenomen belduur van tien minuten per dag. Klager mag per dag vijftien minuten privé bellen en onbeperkt met zijn raadsvrouw. De belgegevens in die periode zijn niet beschikbaar, nu deze maar acht maanden worden bewaard. 

In de beslissing van 8 oktober 2021 wordt verwezen naar de inhoud van het (oude) GRIP-rapport. In het Operationeel Overleg (OO), waarbij de directeur en het GRIP aanwezig zijn, is overwogen dat deze informatie nog steeds actueel, betrouwbaar en concreet is. 

3. De beoordeling
Omvang van het beroep
De beroepscommissie begrijpt dat klagers beroep is gericht tegen de (impliciete) inhoudelijke ongegrondverklaring en het niet toekennen van een tegemoetkoming aan klager inzake beklag a. Ten aanzien van beklag b. begrijpt de beroepscommissie dat het beroep is gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming aan klager. Ten slotte richt klagers beroep zich inzake beklag c. tegen de ongegrondverklaring van het beklag met betrekking tot het ontbreken van de noodzaak en een deugdelijke belangenafweging aan de opgelegde toezichtmaatregelen en het niet toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

Ontvankelijkheid van klager inzake beklag c.
Voor zover de directeur heeft aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in beklag c. overweegt de beroepscommissie als volgt. De beklagcommissie verwijst in de onderhavige zaak met betrekking tot de noodzaak van de oplegging van de toezichtmaatregelen naar haar uitspraak in een andere zaak van klager (LW-2020-156 en LW-2020-173). Onderwerp van beklag in die zaak is de oplegging van een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten met ingang van 4 maart 2020, waarin tevens toezichtmaatregelen aan klager worden opgelegd. Gelet hierop is – anders dan de directeur stelt – naar het oordeel van de beroepscommissie geenszins sprake van een situatie waarin tweemaal wordt geklaagd over hetzelfde. Daarnaast is het de beroepscommissie ambtshalve bekend dat het door de directeur ingestelde beroep (R-20/6985/GA) tegen voornoemde uitspraak per e-mailbericht van 8 december 2020 is ingetrokken. 

Gelet op het voorgaande ziet de beroepscommissie geen aanleiding om klager niet-ontvankelijk te verklaren in beklag c. 

Beklag a. en beklag c. 
De beroepscommissie ziet aanleiding om de klachten a. en c. gezamenlijk te behandelen, nu beide klachten zien op de vraag of de beslissing tot voortduring van de aan klager opgelegde toezichtmaatregelen – vanaf 23 september 2020 – in redelijkheid kon worden genomen. 

De beroepscommissie neemt het volgende in aanmerking. Klager is in het OO van mei 2019 op de GVM-lijst geplaatst met de status Hoog. Uit de mondeling verstrekte GRIP-informatie blijkt dat dit was omdat klager naar verluidt een leidinggevende positie heeft binnen een crimineel samenwerkingsverband, er conservatoir beslag is gelegd op ruim één miljoen euro van klagers bezittingen, klager beschikt over verschillende aliassen, klagers bezittingen naar verluidt reiken tot in verschillende landen, klager internationale contacten onderhoudt en klager na detentie in Nederland wordt uitgeleverd aan Zwitserland in verband met verdenking van meervoudige moord met de maximale straf van levenslang. Voorts is naar aanleiding van de vondst van een tweetal mobiele telefoons in detentie door politieonderzoek het volgende komen vast te staan. Het ontbreekt klager aan niets in de PI, klager heeft voldoende ´corrupten´ gevonden als hij zou willen ontvluchten, klager gaat nu nog geen capriolen uithalen, omdat hij eerst zijn zitting in juni afwacht, klager heeft goede hoop op een redelijke afloop, klager heeft contact met een vriend in Ter Apel, maar kan hem niet meer bereiken en is bang dat zijn GSM ook wordt ontdekt, klager heeft meer Albanese vrienden in Ter Apel en vermoedelijk zijn meerdere gedetineerden in klagers omgeving in het bezit van een mobiele telefoon. 

Met ingang van 17 maart 2020 zijn toezichtmaatregelen aan klager opgelegd. Vervolgens is in het OO van 21 juli 2020 besloten de GVM-status van klager te handhaven en te verlengen voor de duur van zes maanden. Er is geen sprake van gewijzigde omstandigheden ten aanzien van de voorwaarden en informatie die reeds beschikbaar is en aanleiding heeft gegeven tot klagers plaatsing op de GVM-lijst. Aan de handhaving van de GVM-status ligt ten grondslag de verdenking van betrokkenheid van klager bij een criminele organisatie, de aard en ernst van het delict waarvan klager wordt verdacht en de te verwachten uitlevering naar Zwitserland. 

De beroepscommissie stelt voorop dat naarmate de toezichtmaatregelen langer duren, klagers belangen zwaarder gaan wegen bij de benodigde belangenafweging en dat de noodzaak tot voortzetting van de maatregelen met voldoende argumenten en relevante feiten en omstandigheden dient te worden onderbouwd en aannemelijk te zijn geworden (vgl. RSJ 1 juli 2021, R-20/7347/GA en RSJ 5 februari 2018, 17/2444/GA). 

De beroepscommissie overweegt dat de verlengingsbeslissing van 8 oktober 2020 op dezelfde wijze is onderbouwd als de beslissing van 18 maart 2020. De (mondeling verstrekte) GRIP-informatie dateert uit mei 2019 en de vondst van telefoons op klagers cel heeft plaatsgevonden op 28 maart 2019. Van gewijzigde omstandigheden is blijkens de verlengingsbeslissing niet gebleken. Gelet hierop is de (GRIP-)informatie waarop de voortduring van de toezichtmaatregelen vanaf 23 september 2020 is gebaseerd naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende actueel, betrouwbaar en concreet om de voortduring van de toezichtmaatregelen te rechtvaardigen. De directeur kon op grond van deze informatie dan ook niet in redelijkheid beslissen tot voortduring van de toezichtmaatregelen. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op €25,-. 

Nu de beroepscommissie het beroep van klager gegrond verklaart, ziet zij geen aanleiding om in te gaan op hetgeen is aangevoerd met betrekking tot de maximale belduur.

Beklag b. 
Nu de beroepscommissie reeds een tegemoetkoming aan klager toekent omdat de beslissing tot voortduring van de toezichtmaatregelen vanaf 23 september 2020 niet in redelijkheid en billijkheid is genomen, ziet zij geen aanleiding om daarboven nog een tegemoetkoming aan klager toe te kennen wegens het niet tijdig uitreiken van de beslissing van 8 oktober 2021. De beroepscommissie is in dit geval dan ook van oordeel dat het beroep in zoverre ongegrond dient te worden verklaard. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.


Deze uitspraak is op 15 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
    
secretaris    voorzitter
 

Naar boven