Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24307/GV, 29 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/24307/GV        

Betreft [klager]

Datum 29 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 november 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn opvolgend raadsman mr. A.S. Sewgobind en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De beoordeling

Klager is sinds 31 mei 2011 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twintig jaar met aftrek, wegens medeplegen van moord, medeplegen van poging tot moord, valsheid in geschrifte en opzetheling. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 25 september 2024.

De wet- en regelgeving

In artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet is – voor zover hier relevant – bepaald dat het D&R-plan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, kan worden aangepast. Het D&R-plan vermeldt in ieder geval:

-    de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde probeert te behalen;

-    de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt;

-    de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt;

-    de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van de gedetineerde, voor zover deze ontbreken.

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan).

Het kortdurend re-integratieverlof is vastgelegd in artikel 19 van de Regeling.

De overwegingen van de beroepscommissie

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om samen met zijn vriendin in gesprek te gaan met haar ouders. Hij heeft zijn vriendin tijdens zijn detentieperiode leren kennen en ten tijde van de bestreden beslissing was zij zwanger van hun eerste kind, dat inmiddels is geboren. Klager wil graag kennismaken met haar ouders en zijn verantwoordelijkheid nemen.

Klagers verzoek – zo blijkt uit zijn D&R-plan – staat in dienst van een van zijn re-integratiedoelen, namelijk het versterken (en onderhouden) van familiebanden en het ondersteunen van zijn vriendin (tijdens haar zwangerschap). Hij heeft hierbij het kennismaken met de ouders van zijn vriendin als re-integratieactiviteit verbonden.

Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet straffen en beschermen volgt dat van de gedetineerde, als blijk van zijn motivatie en in het kader van een gefaseerde opbouw, wordt gevraagd om al binnen de muren van de inrichting te werken aan zijn re-integratie(doelen). In het kader van het opbouwen van familierelaties, zoals in klagers geval, mag van hem worden verwacht dat hij hieraan – als eerste stap – invulling geeft, althans probeert te geven, door bezoek in de inrichting, telefoneren en/of het schrijven van brieven.

Volgens klager is beeldbellen niet passend en heeft een fysieke ontmoeting buiten de inrichting zijn voorkeur. Dat doet er echter niet aan af – zo geeft ook klager aan – dat de ouders van zijn vriendin en hij in het geheel nog geen contact hebben (gehad), terwijl dit contact via de bovengenoemde middelen in/vanuit de inrichting wel kan worden gelegd. Op grond hiervan heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat klager binnen de muren van de inrichting nog onvoldoende heeft gewerkt aan dit re-integratiedoel.

Reeds hierom kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 29 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven