Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27326/JB, 26 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/27326/JB          

Betreft [klager]

Datum 26 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 10 maart 2022 beslist klager te plaatsen op de Very Intensive Care (VIC)-afdeling van de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Lelystad.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 3 mei 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. I.F.J. Beugelsdijk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en […] en […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 19 juli 2022 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting te worden gehoord.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Bij klager zou op 11-jarige leeftijd zijn geconstateerd dat hij op licht verstandelijk beperkt (LVB) niveau functioneert. De inhoud van die test is niet geverifieerd en over de totstandkoming daarvan is niets bekend. Bovendien is het resultaat gedateerd. Klager en zijn vader zouden drie chromosomen te veel hebben (de beroepscommissie begrijpt: zij hebben een trisomie). Dit is echter een onbekende afwijking, waarover nauwelijks iets bekend is. Ook de overige informatie (over klagers vroege kindertijd, een Pro Justitia-rapportage en een DSM-classificatie) is niet recent. Verwezen wordt naar RSJ 29 maart 2017, 16/2914/JB.

Het is onduidelijk wie, vanuit de inrichting, de aanvraag heeft gedaan en of er wel onderzoek heeft plaatsgevonden. De psychiater kan zich kennelijk wel vinden in de inhoud, maar diens onderzoeksresultaten blijken niet uit de aanvraag. Daarbij staan in de aanvraag veel frases als “lijken te worden”, “onvoldoende bekend”, “inschatting”, “mogelijke opties”.

De VIC-plaatsing kan niet worden gestoeld op de periode van 21 maanden waarin klager op de vorige groep minimale ontwikkeling heeft laten zien en op de omstandigheid dat klager op dit moment rustiger lijkt en zich geen incidenten meer hebben voorgedaan. Deze positieve ontwikkeling is namelijk enkel het gevolg van de zitting in het kader van de verlenging van klagers PIJ-maatregel. Klager heeft zich toen gerealiseerd dat hij zich moet ontwikkelen en dat zich geen incidenten meer mogen voordoen.

Klager liet op de vorige groep al een positieve ontwikkeling zien. Die groep betrof eveneens een LVB-afdeling. Uit de bestreden beslissing volgt niet waarom klagers plaatsing op een VIC in stand dient te blijven. Klagers raadsman heeft de indruk dat het etiket ‘VIC’ klager tegenstaat.

Standpunt van verweerder

Het plaatsingsverzoek is ingediend door zowel de psychiater, de gedragsdeskundige, als de directeur van de JJI. Het advies is bijgevoegd. Vanuit de VIC is te kennen gegeven dat het goed gaat met klager en dat de beperktere setting hem erg goed doet.

Klager is in maart 2022 al overgeplaatst en vanaf toen ging het beter. De verlengingszitting was pas in april 2022. De bestreden beslissing lijkt dus goed uit te pakken. Er heeft zich sindsdien maar één serieus incident voorgedaan, op 7 mei 2022. Voor de overplaatsing gebeurde dat meerdere keren per week.

3. De beoordeling

Klager verbleef op een reguliere (LVB-)afdeling in de JJI Lelystad. Op 10 maart 2022 is hij geplaatst op de VIC-afdeling van de JJI Lelystad, onder meer omdat klager zich te weinig ontwikkelde en omdat hij betrokken was bij diverse incidenten, waaronder een heftig geweldsincident.

De eisen van artikel 22b, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj)

Een jeugdige kan op een afdeling voor intensieve behandeling worden geplaatst, als:

1.  de jeugdige extra begeleiding behoeft,

2.  de behoefte aan extra begeleiding het gevolg is van een psychiatrische stoornis of een persoonlijkheidsstoornis, en

3.  de jeugdige hierdoor tijdelijk niet in een regulier regime kan verblijven.

De plaatsing gebeurt alleen als dat noodzakelijk is voor de stabilisatie en behandeling van de jeugdige.

De plaatsing voldoet aan de eisen

De beroepscommissie is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat klagers plaatsing voldoet aan de eisen van artikel 22b, tweede lid, van de Bjj. Dat volgt uit het gezamenlijke advies van de behandelcoördinator, de kinder- en jeugdpsychiater en de directeur zorg en behandeling van de JJI Lelystad. De beroepscommissie ziet geen reden om aan de (gedragskundige) juistheid van dat advies te twijfelen. Uit dit advies begrijpt de beroepscommissie het volgende (kort samengevat).

1.

Dat klager extra begeleiding behoeft, blijkt uit de beperkte ontwikkeling die hij doormaakte op de reguliere LVB-afdeling. De groep was te groot en gaf klager te veel prikkels. Daardoor overschreeuwde hij zichzelf, raakte hij betrokken bij incidenten en werd daardoor minder goed te begeleiden. Klager is daarbij erg gevoelig voor en beïnvloedbaar door groepsgenoten.

2.

Deze behoefte wordt in verband gebracht met de psychiatrische en persoonlijkheidsstoornissen die in het advies zijn opgesomd en die in maart 2020 zijn vastgesteld door een kinder- en jeugdpsychiater. De beroepscommissie ziet niet in waarom deze diagnoses niet recent genoeg zouden zijn vastgesteld.

3.

Met name uit de vele (en ook ernstige) incidenten waarbij klager betrokken was, volgt dat klager door zijn behoefte aan extra begeleiding (tijdelijk) niet in een regulier regime kan verblijven.

Uit het voorgaande volgt tot slot dat klagers plaatsing op de VIC-afdeling noodzakelijk is voor zijn stabilisatie en behandeling. Dat oordeel wordt gesterkt doordat het op dit moment ook daadwerkelijk beter gaat met klager.

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 26 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. P. de Bruin, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven