Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26265/GA, 26 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/26265/GA           

Betreft [klager]

Datum 26 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 1 maart 2022 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. F. de Vries, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, bijgestaan door mevrouw J. Roumen-Lipperts, juridisch medewerker, en de juridisch medewerker van de PI Vught, gehoord op de zitting van 24 juni 2022 in de PI Vught.

Het derde lid van de beroepscommissie, dr. T. Jambroes, is niet ter zitting aanwezig. Klager, zijn raadsman en de juridisch medewerker van de PI Vught hebben er geen bezwaar tegen dat dit derde lid uiteindelijk meebeslist aan de hand van de stukken en wat ter zitting wordt aangevoerd.

De juridisch medewerker van de PI Vught heeft ter zitting een nadere schriftelijke toelichting overgelegd van de behandelend psychiater. Aan klager en zijn raadsman is desgevraagd, met de aantekening van bezwaar van de juridisch medewerker van de PI Vught, gelegenheid gegeven tot het lezen en bespreken van deze verklaring. De behandeling van het beroep is hiertoe kort geschorst.

Op 21 juli 2022 is het behandelplan van klager ontvangen. Dat is ter kennisneming naar zijn raadsman doorgestuurd. 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager geeft aan dat hij pas naar een andere afdeling is overgeplaatst omdat het beter met hem gaat. Er is geen reden voor de dwangbehandeling. Hij heeft elke dag recreatie en luchten en doet van alles zoals eten maken.

Volgens de raadsman heeft de omwenteling plaatsgevonden toen klager vanuit de jeugdinrichting naar de PI Vught is overgeplaatst. Kort daarna volgde plaatsing in het PPC en gaat het heel snel heel slecht. Het is de vraag hoe dat komt. Toen klager in de jeugdinrichting verbleef was medicatie niet aan de orde en in het PPC is de situatie ineens heel anders. De verandering van setting en de discussies die ontstaan over dwangmedicatie zorgen voor een gedragsverandering bij klager. De raadsman vraagt zich af of dit wel de juiste setting is voor klager. De beslissing is zwak onderbouwd, dit geldt bijvoorbeeld voor het ´luchtboxen´ en het praten met een andere god. Dat doen heel veel mensen en hoeft niet te betekenen dat er dan zorgen zijn. Dat klager zich terugtrekt kan een reactie op de situatie zijn. Het is niet duidelijk of er alternatieven zijn overwogen. Dit zware middel is te snel ingezet. De situatie escaleert heel snel en het gedrag van klager kan daar een reactie op zijn, van frustratie. Dan gedraag je je misschien anders. Wat de raadsman betreft moet de medicatie onmiddellijk worden gestopt. De procedure is traag en inmiddels is al sprake van verlenging van de a-dwangbehandeling. Het schorsingsverzoek is helaas afgewezen. Het ligt in de reden om contact te zoeken met de vorige inrichting.

De nadere toelichting geeft aanleiding tot de opmerking dat een en ander niet met zekerheid is te zeggen. Een hoog stressniveau zou de verslechtering kunnen veroorzaken. Dat kan hier aan de orde zijn, als gevolg van de overplaatsing van klager. Hoe kan dat stressniveau worden verlaagd, is de vraag. De raadsman is er niet helemaal van overtuigd dat het juiste pad is gevolgd, wel het makkelijkste pad.

Standpunt van de directeur

Verwezen wordt naar het uitgebreide verweerschrift. Uit de stukken blijkt duidelijk dat de verslechtering van het beeld bij klager wordt gezien. A-dwangbehandeling wordt niet graag toegepast. In het gesprek met de psychiater heeft klager aangegeven dat hij wel medicatie wil, maar dat stemmen hem hiervan weerhouden. Omdat bij het beroep het gevoel bestaat dat het mis is gegaan omdat klager in het PPC is geplaatst, is de behandelend psychiater om een nader advies gevraagd. Deze wordt ter zitting uitgedeeld en zal per e-mail na de zitting worden nagestuurd. Daaruit blijkt dat waarschijnlijk sprake is van een eerste psychose in het kader van schizofrenie. Klager is de afgelopen week vanuit een crisissetting naar een reguliere afdeling overgeplaatst. Er is sprake van een geleidelijke verbetering sinds de dwangmedicatie en ook afname van het gevaar. Klager heeft echter nog steeds geen ziekte-inzicht en geeft aan medicatie niet vrijwillig in te nemen. Er wordt zeker niet gekozen voor de makkelijkste weg. Klager wordt gezien en gesproken, het gaat om zijn belang.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Concluderend is bij klager sprake van een floride psychotisch beeld met eerder tevens katatone kenmerken, vermoedelijk passend binnen een eerste psychotische episode in het kader van een primair psychotische stoornis (meest waarschijnlijk schizofrenie). Het vermoeden is dat de delicten op grond waarvan klager in detentie verblijft (poging doodslag en/of poging zware mishandeling) niet onder invloed van huidig beeld zijn gepleegd, maar dat de psychotische symptomen nadien binnen detentie zijn ontstaan.

Er was de periode voor de start van de a-dwangbehandeling sprake van een toenemende mate van geagiteerde en oninvoelbare contactname, waarbij de indruk bestond dat klager met voorzichtigheid moest worden benaderd om (fysieke) escalatie te voorkomen. Er werd meermaals gezien dat klager hard in zichzelf lachte/sprak en daarnaast werd op 14 februari 2022 gezien dat klager iemand kon gaan aanvallen. Er bestaat hierdoor het gevaar dat klager vanuit zijn psychotische symptomatologie (dreigende) fysieke agressie laat zien dan wel agressie over zichzelf afroept vanwege zijn bizarre gedragingen. Daarbij was er op 16 februari 2022 sprake van fors zelfbeschadigend gedrag, waardoor op dat moment een acute noodzaak werd gezien om tot b-behandeling over te gaan in verband met ernstig gevaar voor de somatische en psychische gezondheid van klager.

Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis zijn er geen andere alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke medicamenteuze behandeling. De verwachting is dat met de toepassing van de a-dwangbehandeling de ernst van de psychotische symptomen afneemt en dat daarmee het gevaar kan worden afgewend. Klager heeft geen ziekte-inzicht en weigert vrijwillige inname van de noodzakelijke medicatie.

In de aanvullende toelichting van de behandelend psychiater wordt aangegeven dat het onjuist is te stellen dat de symptomen pas binnen het verblijf in het volwassenstrafrecht zijn ontstaan, aangezien Teylingereind een klinisch observatiecentrum voor jeugdigen betreft en ook aldaar reeds psychotische symptomen werden geobserveerd. Het is inmiddels waarschijnlijk dat er sprake is van een eerste psychose in het kader van schizofrenie. Deze aandoening betreft een biologische en chronische kwetsbaarheid die zich gebruikelijk tussen het 15e en 30e levensjaar presenteert en veelal geleidelijk ontstaat, zoals ook in het beloop van klager aan de orde is. Het is hierdoor zeer waarschijnlijk dat klager, los van de verblijfssetting (JJI, reguliere volwassensetting of PPC) de beschreven ontwikkeling doorgemaakt zou hebben van subtiele psychotische symptomen naar het uiteindelijke floride psychotische beeld zoals voorafgaand aan de a-dwangbehandeling. Hoewel bij een psychotische kwetsbaarheid een verhoogd stressniveau (zoals mogelijk verondersteld wordt binnen detentie) potentieel kan leiden tot een verergering van psychotische klachten, is het allerminst te stellen dat de huidige setting op zichzelf geleid heeft tot ontwikkeling van de huidige klachten en dat dit buiten detentie niet het geval zou zijn.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 26 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven