Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23000/GB, 26 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/23000/GB          

Betreft [klager]

Datum 26 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 juli 2021 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Middelburg.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft aanvankelijk geen beslissing genomen op het bezwaar.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager op 30 augustus 2021 beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering om te beslissen op het bezwaar.

Verweerder heeft op 16 november 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder heeft niet binnen zes weken op het bezwaar beslist, dus er is sprake van een termijnoverschrijding ingevolge artikel 17, vierde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw). Verweerder heeft daarvoor geen gegronde redenen gegeven. Klager verwijst naar RSJ 16 februari 2021, R-20/7646/GB.

Klager is zich ervan bewust dat de beroepscommissie aan een termijnoverschrijding niet zonder meer gevolgen verbindt. Uitgangspunt is dat slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding wordt gezien om vanwege niet tijdig beslissen een tegemoetkoming toe te kennen (RSJ 5 januari 2021, R-20/6798/GB). Hoewel de Pbw geen gevolgen verbindt aan het niet tijdig nemen van een beslissing, is het thans redelijk en billijk om een tegemoetkoming toe te kennen. Ook is het noodzakelijk om in deze vaste rechtspraak verandering te brengen.

Termijnoverschrijdingen zijn heden ten dage geen uitzondering meer. Het merendeel van de beslissingen op bezwaar wordt buiten de termijn genomen. Klager weet niet of dit komt door capaciteitsproblemen bij de Divisie Individuele Zaken, een verhoging van het aantal bezwaarschriften of andere omstandigheden, maar feit is dat gedetineerden niet zelden worden geconfronteerd met een beslissing die (veel) te laat is genomen en de daaraan gekoppelde onzekerheid over de (voortgang van een) procedure en de uitkomst daarvan.

De Nederlandse Staat heeft de verplichting om een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang te organiseren voor gedetineerden. Een belangrijk onderdeel daarvan is het voldoende en adequaat informeren van gedetineerden en het spoedig beslissen op ingediende bezwaarschriften. Daarvan is geen sprake als de termijn steevast niet wordt gehaald. Een termijn wordt niet voor niets in de wet opgenomen.

In procedures zoals de onderhavige staat doorgaans veel op het spel. Klager is overgeplaatst naar een inrichting die ongunstig gelegen is voor de personen die bij hem op bezoek willen komen. Hij heeft sinds zijn overplaatsing geen persoonlijk bezoek gehad. Iedere dag waarop niet is beslist op zijn bezwaarschrift is er één te veel.

Door geen gevolgen te verbinden aan een termijnoverschrijding kan de motivatie van verweerder om snel met een beslissing te komen en het gevoel van urgentie komen te vervallen. Een financiële prikkel kan tot resultaat hebben dat capaciteitsproblemen worden opgemerkt en dat wordt ingezet op het verhelpen van deze problematiek.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen voor de onzekerheid waarmee hij is geconfronteerd.

Standpunt van verweerder

Nu inmiddels op het bezwaar is beslist, kan verweerder niet worden opgedragen om alsnog een beslissing te nemen op klagers bezwaar.

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een bezwaar beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet tijdig nemen van een beslissing. Daarbij komt dat klager uiteindelijk niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar, omdat hij op 12 november 2021 conform zijn wens is geselecteerd voor de PI Sittard. Klager heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar.

De beroepscommissie ziet slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding om enkel vanwege het niet tijdig beslissen een tegemoetkoming toe te kennen. Daarvan is geen sprake. Op 15 juli 2021 is klager in het kader van de orde, rust en veiligheid overgeplaatst. Die beslissing is niet onredelijk of onbillijk geweest. Klager had ook geen bezwaar tegen de overplaatsing, maar wel tegen de locatie waarvoor hij was geselecteerd. Er is geen aanleiding voor een tegemoetkoming.

3. De beoordeling

Verweerder heeft inmiddels een beslissing genomen op klagers bezwaar. Daardoor heeft klager in beginsel geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep en zou hij niet ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Op grond van artikel 17, vierde lid, van de Pbw dient verweerder binnen zes weken een beslissing te nemen op het ingediende bezwaarschrift. Dit is niet gebeurd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu inmiddels op het bezwaar is beslist, zal verweerder niet worden opgedragen om alsnog een beslissing te nemen.

Ten aanzien van de tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt. Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een bezwaar beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet tijdig nemen van een beslissing door verweerder. De beroepscommissie ziet slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding om enkel vanwege het niet tijdig beslissen door verweerder een tegemoetkoming toe te kennen (RSJ 5 januari 2021, R 20/6798/GB). Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval sprake, omdat de termijn met elf weken ruim is overschreden, omdat klager uiteindelijk alsnog conform zijn voorkeur is overgeplaatst naar de PI Sittard (en hij in zijn bezwaar niet ontvankelijk is verklaard) en omdat onweersproken is dat klager al die tijd verstoken was van bezoek. De beroepscommissie zal daarom aan klager een tegemoetkoming toekennen van €40,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.

Deze uitspraak is op 26 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven