Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23617/GV, 26 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/23617/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    26 juli 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 4 oktober 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. M.F.M. Ortner, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De stelling dat klager alleen zou wonen is onjuist. Zijn partner is door de woningbouwvereniging aangemerkt als huisbewaarder van klagers woning tijdens zijn detentie. Zij woont daar en zal aanwezig zijn als klager met verlof mag. Naast het versterken van de relatie met zijn partner, wenst klager het contact met zijn familie te versterken. Bovendien is het voor klager van belang dat hij tijdens zijn verlof zijn 90-jarige oma kan zien. Zij kan de inrichting niet bezoeken, omdat dit voor haar een te zware belasting is. 

Dat klager een schikking heeft getroffen met de woningbouwvereniging is juist. Deze schikking geldt echter tot 18 mei 2022. Klager dient uiterlijk een maand van tevoren kenbaar te maken of hij weer in de woning zal gaan wonen. Klager wenst tijdens zijn verlof een persoonlijk gesprek te plannen met de woningbouwvereniging. Dit om de verstandhouding te verbeteren en te laten zien dat hij momenteel bezig is met zijn re-integratie. 

Verder wenst klager zijn verlof in te zetten voor een gesprek met een potentiële werkgever. Voor deelname aan een penitentiair programma (PP) is het van belang dat klager een werkgever heeft gevonden. Het bedrijf heeft zich bereid verklaard zich door de politie te laten screenen en klager uit te nodigen voor een gesprek. Dat er nog geen concrete afspraak is gemaakt, is erin gelegen dat nog niet zeker is wanneer klager met verlof kan. 

Klager wenst te worden gehoord. 

Standpunt van verweerder
Op 16 december 2021 is een nieuwe aanvraag voor een kortdurend re-integratieverlof ingediend voor het brengen van een bezoek aan klagers oma en het aangaan van een gesprek met de(zelfde) beoogde werkgever. Dit verzoek is gehonoreerd. Nu in grote mate aan klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof is tegemoetgekomen, dient klager voor wat betreft die gronden niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. 

Dan resteert nog de vraag ten aanzien van het persoonlijke gesprek dat klager wenst te voeren met de woningbouwvereniging. Het kortdurend re-integratieverlof is bestemd voor in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan) vastgelegde re-integratieactiviteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht. Nu klager voornoemd gesprek vanuit de inrichting kan voeren door middel van (beeld)bellen en niet is onderbouwd waarom dit in persoon zou moeten plaatshebben, ontbreekt de noodzaak tot het verlenen van kortdurend re-integratieverlof. 

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Om de reden dat de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen, wijst de beroepscommissie het verzoek af.

Klager is sinds 27 januari 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en negen maanden met aftrek, wegens het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade, met de dood tot gevolg. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 3 november 2022.

Ontvankelijkheid en reikwijdte van het beroep
Uit de inlichtingen van verweerder blijkt dat aan klager bij beslissing van 16 december 2021 alsnog kortdurend re-integratieverlof is verleend ten behoeve van een gesprek met de(zelfde) potentiële werkgever. Klager heeft ten aanzien van dit verlofdoel dan ook geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De beroepscommissie zal klager in zoverre dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep. 

De beroepscommissie merkt daarnaast op dat namens klager in beroep is aangevoerd dat hij zijn verlof tevens wenst in te zetten voor een bezoek aan zijn oma. De beroepscommissie laat dit onderdeel buiten beschouwing, nu dit buiten de omvang van het initiële verzoek om kortdurend re-integratieverlof valt. 

Voor het overige zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen. 

De wet- en regelgeving
In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag.

In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De afwegingen van de beroepscommissie
De beroepscommissie stelt vast dat klager op grond van artikel 19, tweede lid, van de Regeling in aanmerking kan komen voor kortdurend re-integratieverlof. 

Gesprek woningbouwvereniging
Het verlofdoel dat klager heeft aangedragen betreft een re-integratieactiviteit, die is gericht op het regelen van praktische zaken. Dit houdt ook verband met klagers re-integratiedoelen, die worden genoemd in zijn D&R-plan. 

Het verlenen van kortdurend re-integratieverlof is bestemd voor re-integratieactiviteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht. Tegen deze achtergrond mag van klager, in het kader van het regelen van praktische zaken, worden verlangd dat hij toelicht waarom zijn persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting in redelijkheid noodzakelijk is om zijn re-integratiedoel te doen slagen. Op grond van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat deze noodzaak onvoldoende aannemelijk is geworden, nu klager alleen heeft betoogd dat hij een persoonlijk gesprek wenst om de verstandhouding te verbeteren en te laten zien dat hij daadwerkelijk bezig is met zijn re-integratie, terwijl in de inrichting middelen tot zijn beschikking staan om het gesprek telefonisch of via beeldbellen te laten plaatsvinden. Klager is dan ook in staat om vragen van de woningbouwvereniging te beantwoorden. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen. 

Wennen aan de plek thuis
De beroepscommissie stelt voorop dat bij een verzoek om kortdurend re-integratieverlof inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt met zich mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke manier wordt beoogd de betreffende re-integratiedoelen te bereiken. Klager heeft zijn verzoek niet onderbouwd. Uit het vrijhedenadvies van 22 september 2021 volgt dat klager alleen woont. Eerst in beroep wordt aangevoerd dat dit onjuist is en dat klagers partner, als huisbewaarder, in zijn woning woont en dat zij aanwezig zal zijn tijdens het verlof. 

De beroepscommissie maakt uit klagers D&R-plan op dat het ‘wennen aan de plek thuis’ is opgenomen als activiteit onder het re-integratiedoel ‘ik wil na detentie mijn woning nog hebben’. Hoewel dit laatste invoelbaar is, kan de vrij algemeen geformuleerde activiteit ‘wennen aan de plek thuis’ niet zonder meer gelden als activiteit die bijdraagt aan klagers re-integratie. Daarnaast blijkt uit klagers initiële verzoek niet dat zijn verlofdoel is gericht op het versterken van zijn sociaal netwerk en volgt dit ook niet als zodanig uit zijn D&R-plan. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep voor zover dit betrekking heeft op de afwijzing van zijn verzoek om kortdurend re-integratieverlof ten behoeve van een gesprek met een potentiële werkgever.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.


Deze uitspraak is op 26 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven