Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27642/GA, 19 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/27642/GA        

Betreft [Klager]

Datum 19 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 31 mei 2022 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en […], psychiater bij het JC Zaanstad, gehoord op de zitting van 13 juli 2022 in het JC Zaanstad. Tevens is via een videoverbinding gehoord […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij het PPC van het JC Zaanstad. Het lid van de beroepscommissie mr. drs. L.C. Mulder MCM was niet ter zitting aanwezig, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting. Partijen hebben aangegeven geen bezwaar hiertegen te hebben.

2. De beoordeling

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat na de definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling van 31 mei 2022 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de behandelend psychiater en klager, waarin klager aangaf bang te zijn voor de bijwerkingen. Er is toen medicatie besproken met zo min mogelijk hinderlijke bijwerkingen voor klager. Klager is vervolgens deze medicatie vrijwillig gaan innemen. Ter zitting heeft de behandelend psychiater te kennen gegeven dat klager op 1 juli 2022 is geplaatst in FPK De Woenselse Poort te Eindhoven (hierna: De Woenselse Poort), maar dat hij onverwachts op 8 juli 2022 weer is teruggeplaatst in het JC Zaanstad. Gedurende klagers verblijf in De Woenselse Poort en na klagers terugplaatsing in het JC Zaanstad is ook geen dwangmedicatie toegediend. Klager slikt op dit moment – op vrijwillige basis – enkel (nog) diazepam.

De beroepscommissie begrijpt de situatie aldus dat klager tot dusverre andere medicatie op vrijwillige basis heeft ingenomen c.q. inneemt dan het bedoelde antipsychoticum in het kader van een a-dwangbehandeling en dat er tot dusverre feitelijk geen uitvoering is en wordt gegeven aan de definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling van 31 mei 2022. De beroepscommissie zal klager daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep verklaren.

De beroepscommissie wenst in voorgaand kader nog het volgende op te merken. De termijn van de definitieve beslissing tot toepassing van de a-dwangbehandeling loopt nog tot en met 31 augustus 2022. Indien de directeur binnen die termijn beslist om alsnog bij klager een a dwangbehandeling toe te passen, acht de beroepscommissie het wenselijk dat de directeur hiertoe een nieuwe beslissing neemt op basis van actuele verklaringen van de behandelend psychiater en een onafhankelijk psychiater, zodat voor klager de mogelijkheid tot het instellen van beroep tegen het starten van een a-dwangbehandeling open blijft staan.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is op 19 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder MCM en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven