Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26523/GA, 20 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/26523/GA

Betreft [klager]

Datum 20 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen:

a.  het onvoldoende voortvarend handelen door of namens de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de directeur) bij de behandeling van klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof; en

b.  de onjuiste en/of onvolledige informatie in het vrijhedenadvies, op grond waarvan de Minister voor Rechtsbescherming afwijzend heeft beslist op klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof.

De beklagrechter bij de locatie Esserheem heeft op 7 maart 2022 de klachten ongegrond verklaard (Eh 2021-000484). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De beoordeling

Beklag a.

Klager heeft zijn verlofaanvraag ingediend op 16 augustus 2021 en aangevuld op 23 augustus 2021. Dit verzoek en de door de casemanager verzamelde adviezen en informatie zijn op 20 september 2021 ingediend bij de selectiefunctionaris.

Naar het oordeel van de beroepscommissie bieden het dossier en het door klager ingenomen standpunt onvoldoende steun voor de conclusie dat de casemanager in deze (korte) tussenliggende periode onvoldoende voortvarend optreden valt te verwijten. Het valt buiten de invloedsfeer en verantwoordelijkheid van de casemanager om te bewerkstelligen dat klager op een bepaalde datum verlof geniet.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Beklag b.

De beroepscommissie begrijpt dat klager het beklag tegen (de totstandkoming van) het in tweede instantie uitgebrachte (negatieve) advies van de directeur in beroep niet heeft gehandhaafd.

Klager heeft wel beroep ingesteld – zo verstaat de beroepscommissie deze klacht – tegen de totstandkoming van het eerste (positieve) advies van de directeur ten aanzien van zijn verlofaanvraag. Het advies van de directeur noch de totstandkoming daarvan is echter vatbaar voor beklag (en daarmee evenmin vatbaar voor beroep). Dit vloeit voort uit artikel 6 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, de daarbij behorende toelichting (Stcrt. 1998, nr. 247, p. 22) en is vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (zie bijvoorbeeld recentelijk RSJ 6 mei 2022, 22/26853/GV). Klager heeft bovendien zijn bezwaren op dit punt al naar voren gebracht in het door hem ingestelde beroep tegen het afgewezen verzoek om kortdurend re-integratieverlof door de Minister voor Rechtsbescherming (RSJ 13 juni 2022, 21/23556/GV). Niet is gebleken dat klager heeft verzocht om rectificatie of aanvulling van het vrijhedenadvies/zijn penitentiair dossier op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van beklag b. vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in dit beklag.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag b., en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.

Deze uitspraak is op 20 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven