Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23073/GM, 18 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/23073/GM           

Betreft [Klager]

Datum 18 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij – ondanks zijn problematiek – geen indicatie heeft voor een eenpersoonscel (EPC).

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de afhandeling van zijn klacht door de medisch adviseur en meer in het algemeen met de hele gang van zaken rondom het verkrijgen van een indicatie voor een EPC.

Standpunt van de inrichtingsarts

De plaatsing wordt niet door zorgverleners bepaald, deze hebben enkel een adviserende rol in het multidisciplinair overleg (MDO). Uit het dossier volgt dat klager doorverwezen is naar het MDO om zijn verzoek te bespreken. Verder moet migraine niet gezien worden als indicatie voor een EPC. Klager is hiervan op de hoogte. Ten slotte worden beslissingen van andere inrichtingen niet automatisch overgenomen.

3. De beoordeling

Op de in artikel 11a, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden genoemde gronden kan de directeur van de inrichting besluiten dat een gedetineerde ongeschikt is te worden geplaatst in een meerpersoonscel (MPC). De directeur kan deze beslissing nemen op basis van adviezen van de medische dienst, het MDO en psycho-medisch overleg (PMO).

De beroepscommissie zal op basis van het medisch dossier en de door klager en de inrichtingsarts ingenomen standpunten en overgelegde stukken nagaan of de inrichtingsarts medisch zorgvuldig heeft gehandeld door klager geen contra-indicatie voor een MPC te verstrekken.

Uit het dossier leidt de beroepscommissie af dat klager is besproken in het PMO en het MDO. Het MDO heeft – zo volgt uit het standpunt dat is ingenomen namens de inrichtingsarts – het verzoek van klager besproken. Het advies van de inrichtingsarts, van het PMO of MDO aan de directeur is niet aanwezig in het dossier. Naar aanleiding hiervan heeft de secretaris van de beroepscommissie contact opgenomen met de medische dienst van de PI Lelystad, met de vraag of het MDO en/of het PMO een advies heeft uitgebracht aan de directeur en zo ja, of dit advies toegestuurd kan worden.

Het hoofd zorg heeft hierop gereageerd en een uitdraai van het detentieactieplan meegestuurd. Zowel door het hoofd zorg als de beroepscommissie kan uit dit plan echter niet worden afgeleid dat het MDO een terugkoppeling heeft gegeven van klagers situatie. Er zijn geen stukken meegestuurd van het PMO. De beroepscommissie kan het advies van het PMO dan ook niet beoordelen.

Uit het voorgaande volgt dat op basis van het dossier en de opgevraagde stukken, niet tot de conclusie kan worden gekomen dat een (deugdelijk) advies en/of indicatie aan de directeur is gegeven door of namens de inrichtingsarts. Gelet hierop moet het handelen van de inrichtingsarts dan ook worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. Daarbij slaat de beroepscommissie mede acht op het gegeven dat klager in andere inrichtingen wel op een EPC verbleef. Hoewel de PI Lelystad niet verplicht is om dit over te nemen, biedt het wel een aanknopingspunt voor nader onderzoek en dient in ieder geval de situatie van klager afdoende te worden besproken.

De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Deze uitspraak is op 18 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. M.P. Frankenhuis en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven