Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26522/TA, 11 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/26522/TA  

Betreft [klager]

Datum 11 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.  de beslissing van 10 januari 2022 om klager af te zonderen op zijn eigen kamer

(HK 2022/15);

b.  de beslissing van 12 januari 2022 om klager te beperken in zijn bewegingsvrijheid

(HK 2022/16).

De beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: de instelling) heeft op 14 maart 2022 de klachten formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. T. Šandrk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers waarnemend raadsvrouw, mr. G. Vermaak, gehoord op de zitting van 10 juni 2022 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

Het hoofd van de instelling heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

HK 2022/15

Op 6 januari 2022 wilde klager met een biljet van €50,- betalen in de winkel binnen de instelling. Toen klager niet wilde verklaren over de herkomst van het geld is hij afgezonderd op een herstelkamer. Klager heeft diezelfde avond zijn excuses aangeboden, maar moest toch in afzondering verblijven. Na vier dagen op de herstelkamer is op 10 januari 2022 de afzonderingsmaatregel verlengd en moest klager op zijn eigen kamer in afzondering verblijven. Hierbij is geen termijn gesteld en is de beslissing onvoldoende gemotiveerd. Klager stelt zich op het standpunt dat het hebben van een biljet van €50,- binnen de instelling wordt geoorloofd en dat hij hierover geen verklaring hoeft af te leggen. Klager heeft geprobeerd uit te leggen hoe hij aan het biljet is gekomen, maar werd niet gehoord. Er is geen sprake van drugshandel of gokken door klager. Ook zijn klagers urinecontroles negatief en hebben zijn kamercontroles nooit aanleiding gegeven tot verdenking van betrokkenheid bij drugshandel of gokken. Uit niets blijkt verder dat het geld een illegale herkomst zou hebben en niets geeft ook aanleiding om klager hiervan te verdenken. De verlenging van de afzonderingsmaatregel is daarom onredelijk en disproportioneel geweest. Ook blijkt uit niets dat het hoofd van de instelling een schriftelijke machtiging heeft verkregen van de minister ter verlenging van de maatregel, zoals wordt vereist door artikel 34, vierde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt).

HK 2022/16

Op 12 januari 2022 is de bewegingsvrijheid van klager, en alle andere verpleegden in de instelling, ingeperkt op grond van artikel 33 Bvt. Niemand is gehoord op het nemen van deze beslissing, terwijl er geen sprake was van de vereiste spoed. De situatie binnen de instelling bestond al enige tijd. Verder is de maatregel onredelijk en onbillijk, nu klager op geen enkele manier iets te maken heeft gehad met de onveilige situatie binnen de instelling. De maatregel is disproportioneel in het licht van de omstandigheden en heeft wel degelijk impact gehad op klager.

Standpunt van het hoofd van de instelling

In beroep verwijst de instelling naar hetgeen reeds in beklagprocedure is ingebracht. In aanvulling hierop heeft de instelling het volgende naar voren gebracht.

HK 2022/15

Op 10 januari 2022 is klager gehoord op de beslissing hem een afzonderingsmaatregel op te leggen. Vervolgens is door klagers raadsvrouw op 19 januari 2022 een klacht tegen deze beslissing ingediend. De instelling stelt zich op het standpunt dat klager zijn klacht te laat heeft ingediend en daarom niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.

Het is in de instelling toegestaan om €20,- contant geld te bezitten. Het is niet toegestaan om geld te lenen aan medeverpleegden. Ook dienen alle verpleegden uitleg te kunnen geven over de hoeveelheid contant geld die ze bezitten en de herkomst ervan.

HK 2022/16

Er was sprake van een instelling breed veiligheidsprobleem waarbij het niet duidelijk was waar de onrust en onveiligheid precies vandaan kwamen. Om deze reden was het niet mogelijk om gericht aan bepaalde personen maatregelen op te leggen. In RSJ 22/25378/STA, 21 januari 2022, is eerder overwogen dat in soortgelijke situaties het hoofd van de instelling de mogelijkheid moet hebben om maatregelen te nemen die nodig zijn de orde en veiligheid in de instelling te herstellen, ook ten aanzien van verpleegden waarbij geen sprake is van concrete gedragingen.

3. De beoordeling

HK 2022/15

Uit de stukken blijkt dat klager op 11 januari 2022 de beslissing tot afzondering op eigen kamer overhandigd heeft gekregen. Zijn raadsvrouw heeft, nadat zij de instelling op 13 en 14 januari 2022 om stukken heeft verzocht, op 18 januari 2022 tegen deze beslissing beklag ingediend. De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat het beklag tijdig is ingediend en klager ontvankelijk is in zijn beklag.

Aan klager is, aansluitend op zijn afzondering in een herstelkamer gedurende vier dagen, op 10 januari 2022 een maatregel opgelegd tot afzondering op zijn eigen kamer. Klager heeft desgevraagd geen sluitende verklaring kunnen geven voor het geld dat hij in bezit had en dat roept vragen op. De beroepscommissie is van oordeel dat de afzonderingsmaatregel, die is opgelegd vanwege de handhaving van de orde en veiligheid in de instelling niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

HK 2022/16

Vaststaat dat op 12 januari 2022 aan alle verpleegden een maatregel is opgelegd om hen te beperken in hun bewegingsvrijheid, omdat sprake was van een instelling breed veiligheidsprobleem. Ondanks dat er gesprekken met individuele verpleegden zijn gevoerd, is het niet gelukt om de orde en veiligheid in de instelling te verbeteren. De duur van de beperkingen ten aanzien van klager is langer geweest dan die van zijn medeverpleegden, omdat klager geen inzicht wilde geven in zijn financiën. Dat klager ontkent betrokken te zijn bij de situatie die aanleiding geeft tot een onveilige sfeer binnen de instelling en naar eigen zeggen geen inzicht hoeft te geven in zijn financiën, doet daar niet aan af.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, de beslissing van het hoofd van de instelling niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.

Ingevolge artikel 53, eerste lid aanhef en onder b, Bvt wordt een verpleegde gehoord, althans daartoe in de gelegenheid gesteld, alvorens een beslissing wordt genomen omtrent de beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 34 Bvt. Naar het oordeel van de beroepscommissie was op 12 januari 2022 geen sprake van een situatie als vermeld in artikel 53, vierde lid, Bvt op grond waarvan het (voorafgaand) horen door het hoofd van de inrichting achterwege kon blijven. Het niet horen van klager heeft als gevolg gehad dat hij zijn individuele belangen niet naar voren heeft kunnen brengen en hij heeft zich daartoe ook niet kunnen verhouden. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager hiervan nadeel ondervonden en komt hem een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €7,50.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde met aanvulling van de gronden.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

Deze uitspraak is op 11 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en drs. M.R. Daniel, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven