Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21999/GA, 11 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/21999/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    11 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen, in verband met te verrichten onderzoek naar een (zeer ernstige) brand op de arbeidszaal, ingaande op 19 april 2021.

De beklagrechter bij de PI Alphen heeft op 21 juni 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,- (AR 2021/318). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Alphen, […], juridisch medewerker bij de PI Alphen, en klager gehoord op de digitale zitting van 
31 maart 2022.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Op het moment dat alarm is geslagen was sprake van enorme rookontwikkeling op alle arbeidszalen als gevolg van een brandstichting op één van die arbeidszalen. De brandweer is massaal uitgerukt en alle arbeidszalen zijn direct ontruimd. De rookontwikkeling was op de hele unit waarneembaar. Alle gedetineerden moesten worden ingesloten en het dagprogramma moest worden stilgelegd. In de middag heeft de directeur alle gedetineerden die aanwezig waren op de arbeidszaal waar de brandstichting heeft plaatsgevonden, gehoord. Zij hebben allemaal ontkend de brand te hebben gesticht en iets te hebben gezien.

De directeur heeft besloten om de gedetineerden die mogelijk betrokken waren bij de brandstichting in een afzonderingscel te plaatsen in afwachting van het verdere onderzoek en met het doel hen nader te horen. Brandstichting is een zeer ernstig feit dat de orde en veiligheid in de inrichting ernstig in gevaar brengt. De ordemaatregel is in een afzonderingscel ten uitvoer gelegd, zodat de orde, rust en veiligheid op de leefafdeling kon worden gewaarborgd. Nu eerder in dezelfde arbeidszaal met dezelfde groep gedetineerden sprake is geweest van brandstichting, heeft de directeur het wenselijk geacht om de betreffende gedetineerden hangende het te verrichten onderzoek uit elkaar te plaatsen. Het grootste gedeelte van de ten tijde van de brandstichting op de betreffende arbeidszaal aanwezige gedetineerden was afkomstig van dezelfde leefafdeling en dezelfde ring. De keuze voor plaatsing in een afzonderingscel was dan ook gelegen in het voorkomen van onderlinge communicatie en het op elkaar afstemmen van hun verhalen, nu de verblijfsruimten op de afdeling vrij gehorig zijn. Op die manier zou de directeur er niet achter kunnen komen wie verantwoordelijk was voor de brandstichting. De afzonderingscellen zijn beter geïsoleerd dan de verblijfsruimten op de afdeling, zodat onderlinge communicatie niet, althans beperkter mogelijk is. Om die reden zijn ook gedetineerden die in een eenpersoonscel verbleven, elders geplaatst. De betreffende groep gedetineerden bestond uit tien man en de directeur beschikt niet over tien afzonderingscellen op één locatie. Daarom zijn de gedetineerden verdeeld over afzonderingscellen op de locaties Eikenlaan en Maatschapslaan. 

Van de directeur mag worden verwacht dat hij voortvarend onderzoek verricht. Het onderzoek in kwestie heeft bestaan uit individuele gesprekken met alle mogelijke daders, met het ten tijde van de brandstichting op de arbeidszalen aanwezige personeel en met de brandweer over hun bevindingen ten aanzien van de brandstichting. De bestreden ordemaatregel is voor een duur van drie dagen opgelegd, maar na anderhalve dag beëindigd toen duidelijk is geworden wie verantwoordelijk kon worden gehouden voor de brandstichting op de arbeidszaal. De opgelegde ordemaatregel is niet in strijd met de wet en heeft niet langer geduurd dan strikt noodzakelijk was.  

Standpunt van klager
Klager vindt het onhandig en onnodig dat de directeur een hele groep gedetineerden, waaronder klager zelf, in een afzonderingscel heeft geplaatst, terwijl de brand maar door één iemand is gesticht. Als het de bedoeling was dat de gedetineerden niet met elkaar zouden praten is de keuze voor plaatsing in een afzonderingscel onhandig, nu vijf gedetineerden naast elkaar in afzonderingscellen verbleven en gewoon met elkaar konden praten. Klager meent dat de plaatsing in de afzonderingscel als dwangmiddel is gebruikt om op die manier te achterhalen wie de dader was.  

3. De beoordeling
Net als de beklagrechter stelt de beroepscommissie voorop dat sprake is geweest van brandstichting waarbij aanzienlijke rookontwikkeling heeft plaatsgevonden. Dit is een zeer ernstig feit en de directeur is gehouden grondig onderzoek te doen, temeer daar kort tevoren ook al sprake was geweest van brandstichting. De directeur is namelijk verantwoordelijk voor de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Ter zitting heeft de directeur aanvullend toegelicht waarom hij na de brand heeft gekozen voor een plaatsing van klager in een afzonderingscel en niet in de eigen (al dan niet meerpersoons) verblijfsruimte. De directeur heeft daarmee willen voorkomen dat de (mogelijk) bij de brandstichting betrokken gedetineerden hun verhaal op elkaar zouden afstemmen, hetgeen hem zou beperken in zijn mogelijkheden om erachter te komen hoe en door wie de brand is veroorzaakt. Bij een plaatsing in de eigen verblijfsruimte is de kans dat verhalen op elkaar worden afgestemd groter, nu de verblijfsruimten op de afdeling gedeeltelijk voor meerdere gedetineerden bestemd zijn en bovendien gehoriger zijn, terwijl de (eenpersoons) afzonderingscellen beter zijn geïsoleerd, zo heeft de directeur toegelicht. Uit deze aanvullende motivering volgt dat de directeur de plaatsing in een afzonderingscel dan ook niet heeft ingezet als een dwangmiddel (bestraffing) om een verklaring te verkrijgen, zoals klager heeft gesteld, maar als een manier om zo goed mogelijk onderzoek naar een ernstig incident te kunnen doen. De gevaarzetting rechtvaardigt naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval deze keuze, temeer omdat in dezelfde arbeidszaal met dezelfde groep gedetineerden eerder ook al sprake is geweest van brandstichting. De beroepscommissie acht tot slot van belang dat de plaatsing in een afzonderingscel niet langer heeft geduurd dan strikt noodzakelijk was. De plaatsing in afzondering voldoet daarmee, anders dan de beklagrechter heeft geoordeeld, aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.   

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de door de beklagrechter aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 11 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven