Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28157/SGA, 8 juli 2022, schorsing
Uitspraakdatum:08-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/28157/SGA          

Betreft verzoeker

Datum 8 juli 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft beslist dat verzoeker gedurende een periode van zes weken niet in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma.

Verzoekers raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk Nh-2022-000272).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de beslissing komt naar voren dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ontoelaatbaar’ is aangemerkt. Hierbij is benoemd dat er op 16 juni 2022 bij verzoeker een urinecontrole is uitgevoerd, waarvan de uitslag een positieve score op het gebruik van cannabis (67) liet zien. Het herhalingsonderzoek gaf eveneens een positieve uitslag (66). De grenswaarde van cannabis ligt op 50, aldus de directeur.

Op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) heeft de directeur vervolgens beslist dat verzoeker gedurende een periode van zes weken niet in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma. Verzoeker vindt de beslissing onredelijk en onbillijk. Namens verzoeker is daartoe aangevoerd dat hij op 19 mei 2022 heeft geblowd, maar dat hij op dat moment niet onder het gezag van de directeur viel omdat hij vanwege een schorsing van de voorlopige hechtenis buiten de inrichting verbleef. Een verbod op het gebruik van softdrugs was voorts niet als (bijzondere) voorwaarde verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis, aldus verzoeker. De directeur betwist het voorgaande niet, maar stelt dat verzoeker redelijkerwijs had kunnen weten dat een positieve score bij een urinecontrole leidt tot degradatie. Dat verzoeker enkel buiten de inrichting zou hebben geblowd doet hier volgens de directeur niets aan af. Dit kan immers een omstandigheid zijn, die relevant is voor te nemen beslissingen in verband met die detentie.

De voorzitter overweegt als volgt.

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling in verband met een wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit gedrag kan blijken.

Op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling heeft de directeur beslist dat verzoeker gedurende een periode van zes weken niet in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma. Hieraan ligt ten grondslag dat verzoeker ontoelaatbaar gedrag zoals beschreven in bijlage 1 van de Regeling zou hebben vertoond. In deze bijlage is - voor zover hier relevant - opgenomen: "een gedetineerde gebruikt alcohol, drugs, of weigert een drugstest af te nemen of fraudeert bij het afnemen van de test". Het gaat volgens de nota van toelichting om 'gedragingen die als dermate ingrijpend op de orde en veiligheid binnen een inrichting kunnen worden aangemerkt dat deze op zichzelf beschouwd een degradatie c.q. het uitblijven van een promotie rechtvaardigen zonder daarbij rekening te houden met het structurele gedrag in detentie'.

Onweersproken is dat verzoeker positief heeft gescoord op het gebruik van cannabis bij een urinecontrole en dat dit in bijlage 1 van de Regeling als ‘ontoelaatbaar gedrag’ is bestempeld. De beoordeling van de vraag in hoeverre sprake is van ‘ontoelaatbaar gedrag’ in het licht van de Regeling, indien de gedraging feitelijk buiten detentie heeft plaatsgevonden, dient in de bodemprocedure aan de orde te komen.

Het systeem van promoveren en degraderen gaat uit van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie. In dit geval is sprake geweest van een korte schorsing van de voorlopige hechtenis van slechts één dag waarbij verzoeker cannabis heeft gebruikt, terwijl hij wist dat hij zich de volgende dag weer moest melden bij de inrichting voor het voortzetten van de voorlopige hechtenis. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, en gelet op al het voorgaande, kan de beslissing van de directeur in dit geval niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden geacht dat er een spoedeisend belang is om deze beslissing te schorsen. Het verzoek zal afgewezen worden.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 8 juli 2022 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven