Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7359/GA, 22 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    R-20/7359/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    22 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    het insluiten van klager en het uitsluiten van klager van activiteiten in de periode van 12 tot en met 14 januari 2020 vanwege een fase-programma naar aanleiding van een incident waarbij personeel bedreigd is met een mes en sprake was van groepsvorming (DC-2020-28);
b.    de omstandigheid dat klager de brief/beschikking hierover niet in een voor hem begrijpelijke taal uitgereikt heeft gekregen (DC-2020-34).

De beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 22 juni 2020 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers gemachtigde, […] van het Meldpunt Vreemdelingendetentie, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn gemachtigde en de directeur van het DC Rotterdam in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De afdeling waar klager zich bevond is op 12 januari 2020 vier uren open geweest, op 13 januari 2020 twee uren en op 14 januari 2020 helemaal niet. Klager is hierdoor te weinig uit zijn cel gelaten. Vreemdelingendetentie is een bestuursrechtelijke en geen strafrechtelijke maatregel. Hierbij geldt het beginsel van minimale beperkingen, wat inhoudt dat klager niet verder in zijn grondrechten mag worden beperkt dan absoluut noodzakelijk is.

Klager heeft geen aandeel gehad in de situatie die tot het sluiten van de afdeling heeft geleid. Op grond van artikel 60, derde lid, van de European Prison Rules is groepsgewijs straffen onrechtmatig. Uit artikel 51, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) volgt dat aan klager geen straf kan worden opgelegd als hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begane feit. 

De directeur heeft gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 5, derde lid, van de Pbw. Uit dit artikel en de daarbij behorende Memorie van Toelichting volgt niet onder welke voorwaarden de directeur bevelen kan opleggen. De directeur is op grond van dit artikel niet verplicht om een schriftelijke beschikking uit te reiken of de ingeslotenen te horen. Daardoor weet klager niet waar hij aan toe is en waarom hij wordt uitgesloten van activiteiten. Daarnaast is niet duidelijk hoe lang klager deze consequenties moet dragen.

In de onderhavige zaak is sprake van uitsluiting van activiteiten, zoals opgenomen in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pbw. Van een dergelijke beslissing moet de directeur een gedetineerde onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling uitreiken. Klager spreekt geen Nederlands. Uit jurisprudentie volgt dat een beschikking in het Nederlands niet voldoet aan het criterium ‘een voor hem begrijpelijke taal’ indien een gedetineerde geen of slechts zeer gebrekkig Nederlands spreekt. Niet is komen vast te staan dat de Nederlandse brief daadwerkelijk aan klager is uitgereikt of dat mondelinge communicatie met klager in een door hem begrijpelijke taal heeft plaatsgevonden.

Daarnaast is de maatregel van het uitsluiten van activiteiten voor drie dagen zwaar en buitenproportioneel. Een enkel incident tussen een ingeslotene en een bewaker zou geen grond mogen vormen om drie dagen lang alle ingeslotenen op de afdeling te beperken in hun vrijheden.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie te vernietigen en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft toegelicht dat het verweer zoals gevoerd in de beklagprocedure als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd en heeft daaraan het volgende toegevoegd. 

In verband met een ernstig incident, waarbij personeel is bedreigd met een mes en sprake was van groepsvorming, is klagers afdeling in fase 2 geplaatst en is een half dagprogramma aangeboden. Dit dagprogramma voldoet aan de vereisten van de Pbw en klager is hierdoor niet in enig recht geschaad. Toen op 14 januari 2020 weer sprake was van groepsvorming, is de afdeling de hele dag ingesloten, maar heeft iedereen de mogelijkheid gekregen om gebruik te maken van het luchtmoment. 

In artikel 5, derde lid, van de Pbw is bepaald dat de directeur, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, bevoegd is om aan de gedetineerden bevelen te geven. Het is duidelijk dat sprake was van een situatie waarbij direct ingrijpen noodzakelijk was om de orde en veiligheid te herstellen en te waarborgen. Gezien de ernst van de situatie is het niet als onredelijk of onbillijk aan te merken dat de directeur deze beslissing heeft genomen.

De brieven zijn uitgereikt op een moment dat alle gedetineerden ingesloten waren. Het personeel heeft zich hierin laten bijstaan door een van de reinigers die zowel Arabisch als Frans spreekt. Deze reiniger heeft de gedetineerden uitleg gegeven wanneer zij de Nederlandse taal niet machtig waren. Het is niet aannemelijk dat uitgerekend klager geen brief of uitleg zou hebben ontvangen, nu het personeel per cel de ingeslotenen heeft geïnformeerd. Hiermee heeft de directie voldaan aan haar informatieplicht.

Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen.

3. De beoordeling
Beklag a. 
Vast staat dat klager (in ieder geval) van 12 tot en met 14 januari 2020 in afzondering is geplaatst vanwege de ontstane onrust op klagers afdeling in het detentiecentrum, waardoor de orde en de veiligheid binnen de inrichting ernstig was verstoord. Klager is in deze periode tevens uitgesloten van deelname aan activiteiten. 

De directeur heeft medegedeeld dat de beslissing tot insluiting van klager en uitsluiting van activiteiten is gebaseerd op artikel 5, derde lid, van de Pbw. 

De beroepscommissie overweegt dat uit artikel 5 van de Pbw geen bevoegdheid voor de directeur voortvloeit om gedetineerden in te sluiten of uit te sluiten van activiteiten, naast de bevoegdheden die nader zijn gespecificeerd in artikel 5, vierde lid, aanhef en onder b en c van de Pbw, oftewel de bevoegdheid tot het opleggen van de ordemaatregelen die zijn benoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw en artikel 24, eerste lid, van de Pbw.

Nu de grondslag van de beslissing onjuist is, zal de beroepscommissie het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag a. alsnog gegrond verklaren. 

De beroepscommissie constateert overigens ambtshalve dat klager niet is gehoord. De beroepscommissie stelt voorop dat van dit beginsel slechts mag worden afgeweken, als de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 57, derde lid, aanhef en onder a, van de Pbw). Nu de situatie dusdanig was dat direct ingrijpen noodzakelijk was, is naar het oordeel van de beroepscommissie gebleken van een dergelijke situatie.

De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen voor het geconstateerde vormverzuim en zal deze bepalen op €10,-. Voor een hogere tegemoetkoming ziet de beroepscommissie geen aanleiding, nu de grondslag van de beslissing weliswaar onjuist is geweest, maar dat – gelet op de gegeven situatie – het nemen van de beslissing tot insluiting op zichzelf niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Evenmin acht de beroepscommissie de duur ervan disproportioneel. 

Beklag b.
Zoals hiervoor is overwogen had de directeur over moeten gaan tot de oplegging van ordemaatregelen op grond van artikel 23, eerste lid, van de Pbw en artikel 24, eerste lid, van de Pbw. Bij de oplegging van ordemaatregelen dient de directeur de gedetineerde onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling uit te reiken (artikel 58, eerste lid, in verbinding met artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b en c van de Pbw). Deze bepalingen hebben tot doel het tijdig verstrekken van voor de gedetineerde relevante en begrijpelijke informatie. Van deze wettelijke vereisten kan slechts worden afgeweken indien sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie (RSJ 31 december 2019, R-19/3242/GA). 

Klagers beklag ziet op het niet uitreiken van de schriftelijke mededeling van de maatregelen in een voor hem begrijpelijke taal. 

Vaststaat dat de schriftelijke mededeling van de beslissing niet in een voor klager begrijpelijke taal aan hem is gegeven, nu deze in het Nederlands was opgesteld en klager deze taal niet machtig is. De beroepscommissie leidt uit de stukken af dat het personeel met een medegedetineerde langs alle cellen is gegaan, die heeft getolkt voor degenen die de Nederlandse taal niet machtig waren, onder wie klager. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur niet in strijd met artikel 58, eerste lid, in verbinding met artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Pbw heeft gehandeld. Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-. 

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.


Deze uitspraak is op 22 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven