Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28148/SGA, 5 juli 2022, schorsing
Uitspraakdatum:05-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/28148/SGA         

Betreft [verzoeker]

Datum 5 juli 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft beslist om verzoeker gedurende een deel van het arbeidsblok in zijn cel in te sluiten.

Verzoekers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2022-001004).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit het verzoekschrift en de schriftelijke reactie van de directeur komt het volgende naar voren. Verzoeker verblijft sinds medio juni 2022 in de PI Krimpen aan den IJssel en staat sindsdien op de wachtlijst voor de arbeid. Tijdens het arbeidsblok krijgt verzoeker anderhalf uur vervangende recreatie aangeboden en gedurende de overige tweeënhalf uur van het arbeidsblok, wordt hij ingesloten. Verder is namens verzoeker aangevoerd dat hij als zestiende op de wachtlijst staat en dat hem mondeling is medegedeeld dat hij tijdens de arbeidsuren zal worden ingesloten zolang hij op de wachtlijst staat. De directeur heeft dit niet weersproken.

De voorzitter overweegt als volgt.

Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de termijn waarbinnen de gedetineerde op de wachtlijst staat en tegelijkertijd wordt ingesloten gedurende de voor arbeid gereserveerde tijd, in redelijkheid dient te zijn begrensd en wel tot een periode van twee weken, behoudens in geval van uitzonderlijke omstandigheden (zie bijv. RSJ 11 september 2015, 15/503/GA en RSJ 26 oktober 2018, R-532). Uit de voornoemde jurisprudentie volgt ook dat – indien het de directeur na ommekomst van deze periode niet is gelukt voldoende arbeid te realiseren – het onredelijk en onbillijk is de gedetineerde in te sluiten als gevolg van het ontbreken van arbeid en de directeur in dat geval de verplichting heeft zorg te dragen voor een alternatief voor de insluiting. In RSJ 12 april 2019, R-18/1877/GA heeft de beroepscommissie geoordeeld dat de directeur met het aanbieden van anderhalf uur vervangende recreatie, en insluiting voor de overige tweeënhalf uur, niet aan deze zorgplicht heeft voldaan.

Gelet op de voornoemde jurisprudentie van de beroepscommissie – en nu het de voorzitter is gebleken dat verzoeker inmiddels meer dan twee weken op de wachtlijst voor de arbeid staat,  zonder dat is gebleken van uitzonderlijke omstandigheden voor deze periode – moet de beslissing zodanig onredelijk en onbillijk worden geacht dat het verzoek zal worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 5 juli 2022 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven