Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0467/GV, 7 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/467/GV

betreft: [klager] datum: 7 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 februari 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de op 30 januari 2008 ten aanzien van klager verleende toestemming voor algemeen verlof ingetrokken.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Aan het toegekende verlof was (onder meer) de voorwaarde verbonden dat klager zich tijdens het algemeen verlof dagelijks diende te melden bij de PGA coördinator district Noord van de politie Rotterdam –
Rijnmond. Klager is met die voorwaarde akkoord gegaan. Vervolgens bleek dat die betreffende persoon het weekeinde waarin het verlof zou vallen niet aanwezig was. Daarop is besloten dat klager zich op de vrijdag en zaterdag diende te melden op het
politiebureau in Berkel en Rodenrijs, waar klagers verlofadres zich bevindt, en dat op zondag – omdat dan het politiebureau gesloten was – de politie op klagers verlofadres diens aanwezigheid zou komen controleren. De bewoonster van dat verlofadres,
klagers dochter, heeft daarop de toestemming voor het verblijf op dat adres ingetrokken omdat zij van mening is dat door die controle de privacy van haar en van de overige bewoners van dat adres werd geschonden. Klager is van mening dat zonder veel
problemen voor een andere oplossing had kunnen worden gekozen. Zo had kunnen worden bepaald dat hij zich bij een ander contactpersoon op het politiebureau van District Noord diende te melden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Aan klager is bij beslissing van 30 januari 2008 algemeen verlof verleend op – onder meer – de voorwaarde dat hij zich tijdens de verlofperiode éénmaal per dag diende te melden bij de politie. Enkele dagen later werd bericht ontvangen van klagers
dochter, op wier adres klager het algemeen verlof zou doorbrengen. Hierin werd gemeld dat men zich niet kon verenigen met die voorwaarde en dat men zich daar dus niet aan zou willen/kunnen houden. Naar aanleiding van dit bericht heeft de
selectiefunctionaris aan klager aangegeven onvoldoende vertrouwen te hebben in een goed verloop van het verlof en de beslissing van 30 januari ingetrokken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring/ISD De Schie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en aangegeven dat in geval van verlofverlening een voorwaarde van dagelijkse melding bij de politie zou moeten worden opgenomen.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Gravenhage heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van een eventueel te verlenen algemeen verlof.
De politie van het District Noord van de Rotterdam – Rijnmond heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verlening van algemeen verlof, mits de verlofdata tijdig bekend worden gemaakt.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek, wegens – kortweg – gemeenschap met een persoon beneden de leeftijd van 12 jaar, gemeenschap
met
een persoon beneden de leeftijd van 16 jaar, ontucht met een wilsonbekwame en kinderpornografie. Klager heeft tegen die veroordeling hoger beroep ingesteld. De wettelijk vroegst mogelijke (fictieve)
v.i.-datum valt op of omstreeks 1 juni 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De bewoonster van het adres waar klager zijn verlof wenste door te brengen heeft bij brief laten weten geen toestemming te willen geven voor het door klager doorbrengen van het verlof, indien dit met zich zou brengen dat dan op zondag door de politie
een controle van klagers aanwezigheid zou worden doorgevoerd op het verlofadres. De selectiefunctionaris heeft daarop beslist dat, nu door die eis van de bewoonster van het verlofadres niet aan de voorwaarde kan worden voldaan, er geen sprake meer is
van een aanvaardbaar verlofadres en dat er daarom geen vertrouwen meer is in een goed verloop van het verlof en dat de toekenning van het verlof moet worden ingetrokken.
De beroepscommissie volgt die redenering van de selectiefunctionaris niet. De beroepscommissie acht de bezwaren van de bewoners van het verlofadres tegen de visuele politiecontrole op het verlofadres, gerechtvaardigd. Op zich had het in dit geval voor
de hand gelegen dat gezocht was naar een andere, voor de bewoners van het verlofadres minder ingrijpende, controlemogelijkheid. Zo had kunnen worden onderzocht of klager zich zou kunnen melden bij een andere functionaris van het politiebureau van het
District Noord te Rotterdam of een ander politiebureau in de omgeving van het verlofadres. Indien geen andere mogelijkheid in aanmerking kon komen, had in ieder geval aan de bewoners van het verlofadres gemeld moeten worden waarom met hun – op zich
gerechtvaardigde – belangen geen rekening kon worden gehouden.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig is genomen en mitsdien onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en
aan
de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak, binnen drie weken na ontvangst van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van drie weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 april 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven