Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8019/GA, 5 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer R-20/8019/GA     

Betreft [klager]

Datum 5 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het klager niet in de gelegenheid stellen om aanwezig te zijn bij de (telehoor)zitting van 23 juli 2020 en het foutief inlichten van het gerechtshof, in die zin dat klager een afstandsverklaring zou hebben getekend.

De beklagrechter bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 1 september 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (DT-2020-260). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. P.M. Iwema, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het DC Rotterdam (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft op 4 februari 2022 bij de directeur nadere inlichtingen opgevraagd. De reactie van de directeur is op 9 februari 2022 bij het secretariaat van de RSJ binnengekomen. Klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld op de reactie van de directeur te reageren. Op 10 februari 2022 is een reactie van de raadsman ontvangen, die aan de directeur is toegezonden.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagrechter heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard zonder hem en/of zijn gemachtigde te horen. Klager heeft niet geklaagd over het niet kunnen instellen van een rechtsmiddel. Er diende bij het gerechtshof Den Haag een hoger beroep tegen het voortduren van de voorlopige hechtenis. Bij het hof is de mededeling binnengekomen vanuit het DC Rotterdam dat klager een afstandsverklaring heeft ondertekend, zodat hij niet (via een videoverbinding) de zitting behoefde bij te wonen. Klager wenste nadrukkelijk wel bij de zitting aanwezig te zijn en heeft geen afstandsverklaring ondertekend. De directeur heeft geen getekend afstandsbriefje overgelegd. Ook klagers raadsman heeft niet medegedeeld dat klager afstand heeft gedaan. Het beschermen van dit fundamentele recht van klager en het foutief inlichten van het hof komt voor de verantwoordelijkheid van de directeur. Klager heeft ernstig nadeel ondervonden. Wellicht was de beslissing anders uitgevallen als hij aanwezig had kunnen zijn bij de zitting.

Standpunt van de directeur

In de administratie is er op de dag van de zitting geen enkel formeel verzoek voor telehoren binnengekomen en geregistreerd. In het proces wordt na ontvangst een planningsafspraak in de systemen vastgelegd, zo niet op deze specifieke dag. Het ligt in de rede dat de raadsman kan aantonen dat er een telehoorafspraak is gepland met de inrichting door de griffie van de rechtbank.

3. De beoordeling

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie, mede gelet op artikel 64, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Ontvankelijkheid van klager in beklag

De beklagrechter heeft miskend dat het beklag is gericht tegen het klager niet in de gelegenheid stellen om bij de (telehoor)zitting op 23 juli 2020 van de raadkamer van het gerechtshof Den Haag aanwezig te zijn en het foutief voorlichten van het hof, in die zin dat dat klager een afstandsverklaring zou hebben getekend. Daarmee valt de klacht binnen de reikwijdte van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag. Zij zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie over het beklag beslissen.

Inhoudelijke beoordeling

Op 23 juli 2020 vond het hoger beroep plaats tegen het bevel gevangenhouding van klager. De directeur heeft in beroep gesteld dat er bij de inrichting geen formeel verzoek was binnengekomen om klager op 23 juli 2020 aanwezig te laten zijn bij de zitting. Klagers raadsman stelt echter dat tijdens de behandeling door het gerechtshof werd medegedeeld dat klager een afstandsverklaring zou hebben ondertekend en dat deze mededeling vanuit het DC Rotterdam zou zijn gekomen. In de beschikking van het gerechtshof staat dat er in het dossier een schriftelijke verklaring van klager zit, waaruit blijkt dat hij niet in raadkamer wenst te worden gehoord. Daarnaast staat met pen geschreven dat er een telefonische mededeling is gekomen vanuit het DC Rotterdam. Wie dit heeft gedaan, kan uit de stukken niet blijken.

De reactie van de directeur gaat hier, ondanks het verzoek van de beroepscommissie daartoe, niet nader op in en sluit niet uit dat er vanuit het DC Rotterdam aan het hof middels een afstandsverklaring of andersoortige mededeling kenbaar is gemaakt dat klager geen gebruik wenste te maken van zijn aanwezigheidsrecht, terwijl klager dit laatste nadrukkelijk bestrijdt. Daarom zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren. Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van €35,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €35,-.

Deze uitspraak is op 5 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven