Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8619/GA, 24 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    R-20/8619/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    24 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing om hem al dan niet te promoveren naar het plusprogramma.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 23 november 2020 het beklag ongegrond verklaard (VU 2020/001750). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
In het klaagschrift is uitdrukkelijk benoemd dat de klacht ook betrekking heeft op het uitblijven van een schriftelijke beslissing omtrent het al dan niet promoveren naar het plusprogramma. Op grond van de jurisprudentie van de beroepscommissie (RSJ 13 juli 2016, 16/0799/GA) blijkt dat ook bij niet promoveren de gedetineerde schriftelijk van een gemotiveerde beslissing door de directeur in kennis moet worden gesteld. Uit de reactie van de directeur volgt dat klager geen schriftelijke beslissing heeft ontvangen. Dat de casus van klager wel tijdig in het multidisciplinair overleg (MDO) is besproken maakt dit niet anders, ook omdat niet blijkt op welke wijze deze verslaglegging met klager is besproken. Voorts is klager niet gewezen op de mogelijkheid van het indienen van een klaagschrift omtrent het uitblijven van een beslissing tot promotie in het plusprogramma, op welke mogelijkheid hij wel gewezen had moeten worden bij een adequate schriftelijke vastlegging. Reeds hierom had de beklagrechter het klaagschrift gegrond moeten verklaren. Daarnaast betwist klager uitdrukkelijk dat sprake is van structureel ongewenst of ontoelaatbaar gedrag, zoals ook reeds toegelicht in eerste aanleg en ten overstaan van de beklagrechter. Verzocht wordt het beklag alsnog gegrond te verklaren en klager een tegemoetkoming toe te kennen, aangezien de gevolgen van de bestreden beslissing niet in zijn geheel ongedaan kunnen worden gemaakt. 

Standpunt van de directeur
Ten aanzien van het verweer van klager met betrekking tot het uitblijven van een schriftelijke beslissing persisteert de directeur bij zijn schriftelijke verweer met alle onderliggende stukken in de beklagprocedure en wat hij tijdens de beklagzitting heeft verklaard. Op 14 oktober 2020 is aan klager een schriftelijke verslaglegging van het MDO d.d. 8 oktober 2020 uitgereikt, inclusief de actieplannen waar hij aan kan werken om bij het volgende MDO wel eventueel gepromoveerd te worden. Voorafgaand aan het MDO en na afloop is alles met klager besproken door de mentor en casemanager. Dit blijkt uit de dagrapportage van klager. Bij het uitreiken van de schriftelijke stukken wordt normaliter ook vermeld dan wel mondeling medegedeeld dat klager, indien hij het niet eens is met het besluit tot niet-promoveren of anderszins, er de mogelijkheid tot beklag is. Aan klager is na het MDO van 8 oktober 2020 mondeling de uitkomst medegedeeld. Op 14 oktober 2020 zijn de schriftelijke stukken uitgereikt aan klager. Klager heeft op 12 oktober 2020 middels zijn raadsman een klaagschrift ingediend. Aan klager is op 8 oktober 2020 dus de mogelijkheid tot beklag medegedeeld. 

Ten aanzien van een interne overplaatsing van klager naar unit 7 was aan klager door de psycholoog en de casemanager medegedeeld dat hij op de eerste plaats stond om overgeplaatst te worden. Klager ontkende dat dit aan hem was medegedeeld. 

Met betrekking tot het verweer over het ongewenste/ontoelaatbare gedrag persisteert de directeur bij zijn verweer in de beklagprocedure. In het klaagschrift wordt enkel beschreven dat klager van mening is dat hij gewenst gedrag heeft laten zien. Klager voert daaromtrent verder niets aan. Tijdens de zitting heeft klager verklaard dat hij wel aan zijn re-integratie werkt. Zo heeft hij hulp ten aanzien van zijn schulden geregeld en heeft hij zich ingeschreven bij een woningbouwvereniging en bekijkt hij regelmatig de huizen die beschikbaar komen. Wanneer klager gewezen wordt op de einddatum van zijn detentie (2 juli 2023) met betrekking tot zijn huizenjacht, dan wordt door klager gesteld dat die einddatum niet correct is. 

3. De beoordeling
Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) komt de gedetineerde in aanmerking voor promotie indien hij gedurende zes weken na aanvang van detentie het in bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij de Regeling omschreven gewenste gedrag heeft laat zien. De directeur dient voorafgaand aan een beslissing over niet promoveren een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging te maken. De afwegingen die hij maakt om tot zijn beoordeling te komen, dienen gemotiveerd en schriftelijk kenbaar gemaakt te worden, enerzijds opdat een gedetineerde inzichtelijk wordt geïnformeerd over zijn of haar gedragingen die uiteindelijk hebben geresulteerd in het niet promoveren, anderzijds opdat deze in beklag en beroep kunnen worden getoetst.   

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling in verband met de wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken.

Uit de schriftelijke verslaglegging van het MDO blijkt – hoewel klagers gewenste gedrag daarin is vermeld – niet van een belangenafweging tussen het aan de beslissing ten grondslag gelegde ongewenste gedrag van klager enerzijds en diens structurele gedrag, waaronder ook zijn gewenste gedrag, anderzijds. Evenmin is gebleken van een kenbare belangenafweging in een schriftelijk besluit tot niet promoveren, nu dit besluit niet door de directeur is overgelegd. Met de uitreiking van de schriftelijke verslaglegging van het MDO is naar het oordeel van de beroepscommissie in onvoldoende mate voldaan aan het vereiste om de beslissing gemotiveerd en schriftelijk kenbaar te maken aan klager. De nadere schriftelijke toelichting van de directeur maakt dit niet anders. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming van €45,- toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €45,-.


Deze uitspraak is op 24 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven