Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0506/GB, 21 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/506/GB

Betreft: [klager] datum: 21 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 februari 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie op een schorsingsverzoek van klager, alsmede van de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 5 september 2002 gedetineerd. Hij verbleef laatstelijk in de gevangenis/ISD Zutphen. Op 6 maart 2008 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers overplaatsing naar de locatie Esserheem is volgens de selectiefunctionaris gebaseerd op het Beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen (hierna: het Beleidskader), welk beleidskader kennelijk op 1 oktober 2007 in werking is getreden.
Klager zit een op 11 februari 2004 onherroepelijk geworden gevangenisstraf uit. Volgens klager mogen verzwarende maatregelen, welke in werking treden nadat een onherroepelijke straf is opgelegd, niet gelden voor de reeds veroordeelde.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaar en 11 maanden. Klager heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland. Op grond van het Beleidskader is klager geplaatst in de locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen. Dit beleid houdt geen
verzwaring van de detentie in. Klager verblijft nog steeds in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap.
Het beleid zorgt er alleen maar voor dat de gedetineerden die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben, in een locatie verblijven waar de Dienst Terugkeer en Vertrek in samenwerking met de Vreemdelingendienst kan werken aan de terugkeer van de
vreemdeling naar het land van herkomst. Het Beleidskader biedt geen andere alternatieven

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. In het Beleidskader heeft de Minister zijn beleid kenbaar gemaakt ten aanzien van de detentie van strafrechtelijke vreemdelingen. Onder de strafrechtelijke vreemdeling wordt verstaan “de gedetineerde die na executie van de vrijheidsstraf geen
rechtmatig verblijf in Nederland (meer) heeft of zal hebben”. Verder houdt die beleidsnota onder meer in: “Deze groep gedetineerden onderscheidt zich in die mate van andere (groepen) gedetineerden dat resocialisatie gericht op terugkeer in de
Nederlandse samenleving niet aan de orde is en beginselen als verlof, regionalisering en detentiefasering niet aan de orde zijn. Dit rechtvaardigt een beleid waarbij deze groep in beginsel afzonderlijk wordt gedetineerd. Ten behoeve van de detentie van
strafrechtelijke vreemdelingen wordt daarom een afzonderlijke locatie aangewezen.”
Strafrechtelijke vreemdelingen worden na hun veroordeling geplaatst in daarvoor aangewezen afzonderlijke locaties. In de locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen worden strafrechtelijke vreemdelingen geplaatst met een strafrestant van meer dan
vier maanden. Educatie vindt in deze inrichting niet plaats. De plaatsing in de inrichting voor strafrechtelijke vreemdelingen vindt plaats op grond van artikel 25, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Stcrt
12
september 2000, 176, zoals nadien gewijzigd en hierna te noemen: de Regeling) en met inachtneming van het beleidskader.

4.4. In Hoofdstuk III van de Pbw worden de bestemmingen opgesomd van de tot het gevangeniswezen behorende inrichtingen. Voor die inrichtingen wordt bepaald dat mannelijke en vrouwelijke gedetineerden gescheiden worden ondergebracht (art. 11) en dat
er gedifferentieerd kan worden in de mate van beveiliging (art. 13). Artikel 14, eerste lid, Pbw bepaalt dat de Minister inrichtingen of afdelingen daarvan kan bestemmen voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven. In het
tweede lid van die bepaling wordt een opsomming gegeven van de redenen waarmee die bijzondere opvang verband kan houden. Het derde lid van de bepaling draagt de Minister op de criteria te bepalen waaraan de gedetineerden moeten voldoen om voor
bijzondere opvang in aanmerking te komen.
In hoofdstuk IV van de Regeling worden de inrichtingen en afdelingen voor bijzondere opvang genoemd. De voorziening voor strafrechtelijke vreemdelingen wordt aldaar niet aangewezen als een inrichting of afdeling voor bijzondere opvang. De voor de
locatie Esserheem te Veenhuizen bestaande bestemmingsaanwijzing van 30 april 2007, kenmerk 5481731/07/DJI, betreffende de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen, spreekt niet over een separate inrichting of afdeling voor de opvang van strafrechtelijke
vreemdelingen.
Voor zover in de bestreden beslissing een beroep wordt gedaan op een wettelijk kader, waartoe het hiervoor genoemde Beleidskader niet kan worden gerekend, is de beslissing gelet op het hierboven overwogene, onjuist. Het regime van de locatie Esserheem
moet worden gezien als een bijzondere opvang gelet op het ontbreken van educatieactiviteiten en het structureel niet verlenen van verlof en het niet toelaten van de aldaar verblijvende gedetineerden tot detentiefasering. Bovendien is de verblijfsstatus
van de gedetineerde beslissend voor de selectie. Gelet op het vorenstaande moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris worden vernietigd. Het beroep is derhalve gegrond. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst
daarvan.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 april 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven