Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8492/GA, 1 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer R-20/8492/GA                     

Betreft [klager]

Datum 1 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het in bezit hebben van een smartphone met oplader, ingaande op 13 september 2020.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 9 november 2020 het beklag ongegrond verklaard (AR 2020/833). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. V. Poelmeijer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft zich van meet af aan op het standpunt gesteld dat de telefoon niet aan hem toebehoort. Klager had geen wetenschap van de telefoon. De telefoon is gevonden in een trainingsbroek in een waszak. Klager heeft de waszak een dag vóór de celinspectie aangeboden om te laten wassen. Hij kreeg de zak enkele uren later weer terug met de mededeling dat zijn was die dag niet kon worden gewassen en de volgende dag zou worden opgehaald. De doorzoeking van zijn cel heeft plaatsgevonden voordat hij de waszak opnieuw kon aanbieden om de inhoud te laten wassen. De telefoon is in de waszak terecht gekomen op het moment dat de waszak uit het zicht van klager is geweest. Hij heeft de waszak niet gecontroleerd op contrabande toen hij de waszak terugkreeg.

De directie stelt dat onderzoek is gedaan naar de telefoon, maar dat dit niets heeft opgeleverd. Dat betekent dat aan de hand van de inhoud van de telefoon niet kan worden vastgesteld dat deze van klager is.

Klager verzoekt het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van de directeur

De telefoon is aangetroffen in klagers cel. De telefoon is gevonden in zijn trainingsbroek in zijn waszak. Er is onderzoek gedaan naar de gegevens op de telefoon. Er is niets aangetroffen op de telefoon, maar dat wil niet zeggen dat klager de telefoon niet gebruikt heeft of voornemens was om hem te gaan gebruiken.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Op grond van artikel 51, eerste lid, in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), kan de directeur een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken, indien een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. De beroepscommissie stelt voorop dat een gedetineerde in beginsel verantwoordelijk kan worden gehouden voor in zijn cel aangetroffen contrabande en dat de vondst ervan aanleiding kan zijn voor het opleggen van een disciplinaire straf. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat de gedetineerde geen enkel verwijt treft.

Uit de stukken blijkt dat de telefoon is gevonden in klagers trainingsbroek in zijn waszak. Het is niet weersproken dat het hierbij ging om een retour gekomen waszak met nog niet gewassen kleding van klager en dat zijn was een dag later gewassen zou worden. Het staat vast dat deze waszak gedurende een aantal uur uit het zicht van klager is geweest, toen hij de waszak had aangeboden om te laten wassen. Er zijn geen omstandigheden bekend waaruit kan worden afgeleid dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van die telefoon in zijn retour gekomen waszak. Evenmin kan worden gesteld dat op klager een verplichting rustte om de inhoud van de waszak op contrabande te controleren toen hij deze met nog ongewassen inhoud terug kreeg en dat hij om die reden dus weet had kunnen en moeten hebben omtrent de telefoon in de waszak. Verder is uit onderzoek naar de inhoud van de telefoon niet gebleken dat de telefoon aan klager toebehoort. Daarom is aannemelijk dat klager geen weet had van de aanwezigheid van de telefoon in de waszak. Gelet hierop ontbrak afdoende grond voor strafoplegging.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Klager heeft naar voren gebracht bij een gegrondverklaring geen geldelijke tegemoetkoming te wensen, maar belang te hechten aan het bijwerken van zijn penitentiaire dossier, zodat duidelijk is dat de eerder opgelegde straf is herzien. Die verplichting rust reeds op de directeur op grond van artikel 54, tweede lid, van de Pbw. Van de toekenning van een tegemoetkoming zal dan ook worden afgezien.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 1 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven