Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21507/GA, 22 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer  21/21507/GA

Betreft […]

Datum 22 juli 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[…] (hierna: klager) heeft - voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij op 2 en 3 maart 2021 maar een half uur heeft mogen luchten.

 

De beklagcommissie bij het JC Zaanstad heeft op 12 mei 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,- (ZS-ZO-2021-000071). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het JC Zaanstad, […], juridisch medewerker bij het JC Zaanstad, klager en zijn raadsman mr. R.I. Kool gehoord op de zitting van 19 mei 2022 in het JC Zaanstad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De beklagcommissie is van oordeel dat geen sprake was van een dermate uitzonderlijke noodsituatie dat niet van de directie verlangd kon worden klager een compenserend luchtmoment of andere compensatie aan te bieden. De beklagcommissie achtte hierbij van belang dat de quarantaine op dat moment alleen gold voor de afdeling van klager, Oost 600, en dat de directie ruim een jaar na de wereldwijde corona-uitbraak, in het voorjaar van 2020, voorbereid had kunnen zijn ingeval het luchten van één afdeling niet op de gebruikelijke manier kon plaatsvinden. De beklagcommissie vond dit voor het luchtmoment van 3 maart 2021 in sterkere mate gelden dan voor het luchtmoment van 2 maart 2021, aangezien de directie zich toen geconfronteerd zag met de besmetting op de betreffende afdeling.

 

Echter was de situatie in de inrichting wel een dusdanig uitzonderlijke situatie, dat een afwijking van het recht op luchten in deze situatie gerechtvaardigd was. Sinds begin maart 2021 had de inrichting, in het bijzonder cluster Oost, te maken met een aanzienlijke uitbraak van het coronavirus op verschillende afdelingen. Het virus trof zowel gedetineerden als personeelsleden. In de eerste twee weken van maart waren van cluster Oost, 22 piw-ers één of meer dagen afwezig vanwege corona-gerelateerde klachten, waarvan 17 besmet bleken te zijn met het coronavirus. In deze periode zijn er 156 gedetineerden op cluster Oost meerdere malen getest, waarvan 64 besmet bleken te zijn met het coronavirus. In week 9 tot en met 11 waren in de hele inrichting 200 medewerkers één of meer dagen afwezig omdat zij corona- gerelateerde klachten hadden, waarvan 86 besmet bleken te zijn met het coronavirus.

 

Op 2 maart 2021 testte een gedetineerde van klagers afdeling, Oost 600, positief. Diezelfde dag is klagers afdeling in afdelingsquarantaine gegaan. In de loop van de dag bleken nog een paar gedetineerden van klagers afdeling corona-gerelateerde klachten te hebben en bleek een aantal personeelsleden besmet te zijn met het coronavirus. In overleg met het Corona Team (hierna: CT), op advies van de medische dienst en in overleg met de GGD, is de afdelingsquarantaine omgezet naar cellulaire-quarantaine. Besmetting met het coronavirus kan grote gevolgen hebben voor gedetineerden en het personeel. Het beschermen van de gezondheid van zowel de gedetineerden als het personeel staat dan ook voorop. Om het risico op besmetting te beperken is besloten om de gedetineerden in kleine groepjes te laten luchten, zodat de anderhalve meter afstand in acht kon worden genomen.

 

De overweging van de beklagcommissie dat de quarantaine op dat moment alleen gold voor klagers afdeling is niet juist. Op 2 en 3 maart 2021 waren namelijk meerdere quarantaines op verschillende afdelingen binnen het cluster. Naast Oost 600, verbleven ook Oost 100 en 400 in cellulaire–quarantaine en Oost 200 en 500 verbleven in afdelingsquarantaine. In deze periode golden dan ook voor alle 156 gedetineerden op cluster Oost quarantainemaatregelen.

 

Ieder cluster heeft één luchtplaats, waardoor de ruimte waar lucht aangeboden kan worden beperkt is. De luchtmomenten moesten niet alleen per afdeling, maar ook in overeenstemming met het soort quarantaine worden ingericht. Om kruisbesmetting te voorkomen is besloten iedere afdeling te compartimenteren. Hiervoor was een organisatorische omschakeling nodig, omdat er onvoldoende plek was om de gedetineerden die besmet waren met het coronavirus over te plaatsen naar een corona-afdeling. Om meer luchtcapaciteit te realiseren is vanaf

4 maart 2021 eveneens gebruik gemaakt van het sportveld.

 

De luchtcapaciteit en personele inzet — die vanwege de coronabestemmingen eveneens beperkt was — zijn maximaal benut om de gedetineerden zo veel als mogelijk was in de gelegenheid te stellen om te kunnen luchten. Op basis van het reguliere dagprogramma zijn er normaliter zeven momenten waarop lucht aangeboden kan worden. Op medisch advies heeft het CT besloten dat maximaal twaalf gedetineerden tegelijkertijd veilig een luchtmoment konden genieten, zes gedetineerden op de luchtplaats en zes gedetineerden op het sportveld. Dit houdt in dat met in achtneming van dit medische advies in totaal 84 gedetineerden één uur lucht konden genieten, terwijl er 156 gedetineerden zijn. Om toch alle gedetineerde een luchtmoment te kunnen bieden, is het luchtmoment teruggebracht naar het maximaal haalbare ofwel 32 minuten per dag.

 

In het belang van de gezondheid van de gedetineerden, het personeel en om (verdere) verspreiding van het coronavirus te voorkomen, was het noodzakelijk om maatregelen te treffen. Gelet op de omvang van de uitbraak en de naar aanleiding daarvan noodzakelijke verschillende quarantainesoorten op het cluster Oost, de beschikbare capaciteit van de luchtplaatsen en het beschikbare personeel, was er sprake van een dermate uitzonderlijke situatie dat een beperking van het luchtmoment tot een half uur niet kon worden voorkomen. Gelet op het voorgaande was het op 2 en 3 maart 2021 als gevolg van een zeer uitzonderlijke omstandigheid niet mogelijk om klager meer dan een half uur per dag in de gelegenheid te stellen om veilig te luchten, waarbij ten minste anderhalve meter afstand gehouden kon worden. Daarbij heeft de beperking niet langer geduurd dan nodig was.

 

Klager is voldoende gecompenseerd voor de beperking van het luchtmoment. Klager heeft op 6 en 13 april 2021 – na afloop van de quarantaineperiode – extra avondrecreatie gehad. Op beide avonden heeft klager drie kwartier tot een uur langer avondrecreatie gehad. Dat deze avondrecreatie eveneens ter compensatie van ander ongemak is aangeboden betekent niet dat zij niet ook de beperking van de luchtmomenten kan compenseren. Klager heeft anderhalf tot twee uur extra avondrecreatie gehad terwijl hij in totaal één uur aan luchten heeft moeten missen. Daarbij is klager gecompenseerd doordat een extra persoonlijk verzorgingsmoment is aangeboden, waarbij hij zijn cel kon verlaten. Daarnaast zijn er snacks uitgedeeld, zijn er verse maaltijden gekookt, zijn er iedere dag op twee verschillende tijdstippen films afgespeeld en kon er gebruik worden gemaakt van verschillende filmkanalen.

 

Standpunt van klager

Er was geen sprake van een unieke situatie. Inmiddels had men al een jaar te kampen met corona. Er had dan ook een draaiboek moeten zijn aangezien dit niet de eerste quarantaine of lockdown was waar de inrichting mee te maken kreeg. Bovendien was er op dat moment geldend landelijk beleid van de Dienst Justitiële inrichtingen (DJI) dat begin januari was ingevoerd. Indien er meerdere gevallen van corona op een afdeling of blok werden geconstateerd, dan moesten er maatregelen getroffen worden. De inrichting had dan ook vanaf het moment dat het landelijke DJI beleid werd ingevoerd meteen beleid moeten maken. Er had een plan klaar moeten liggen voor het geval de inrichting met meerdere coronabesmettingen te maken zou krijgen. Het valt de inrichting dan ook te verwijten dat er geen plan klaarlag en dat de gedetineerden niet op een adequate wijze zijn gecompenseerd. De extra avondrecreatie die klager heeft gekregen heeft meer dan een maand na de inperking van het luchtmoment plaatsgevonden. De inrichting had dan ook op een snellere en gepastere wijze moeten compenseren. Dit had eventueel ook in overleg met de beklagcommissie gekund.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 49, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, heeft een gedetineerde het recht om ten minste een uur per dag te verblijven in de buitenlucht. Het recht op luchten is naar het oordeel van de beroepscommissie zo fundamenteel dat het in beginsel als een onvervreemdbaar recht voor gedetineerden wordt aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie dient de inrichting extra inspanningen te verrichten om gedetineerden niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een gedetineerde niet in de gelegenheid kan worden gesteld om te luchten. Ook bij zeer ernstige calamiteiten dient de inrichting in beginsel extra inspanningen te verrichten om een passende compensatie te kunnen bieden.

 

Vaststaat dat klager op 2 en 3 maart 2021 maar een half uur in plaats van een heel uur heeft mogen luchten. De beroepscommissie is van oordeel dat het terugbrengen van het luchtmoment naar een half uur per dag op deze twee dagen, gezien de omstandigheden waar de inrichting zich in bevond, een dermate uitzonderlijke situatie is, dat afwijking van het recht op luchten in dit geval gerechtvaardigd is. De beroepscommissie neemt daarbij het volgende in aanmerking.

 

De inrichting had sinds begin maart 2021 te maken met een aanzienlijk grote uitbraak van het coronavirus op verschillende afdelingen. Waarbij cluster Oost, waar klager verblijft, hard getroffen werd door het coronavirus. In de eerste twee weken van maart 2021 waren van cluster Oost 22 piw-ers afwezig door corona-gerelateerde klachten, waarvan er 17 daadwerkelijk besmet bleken te zijn met het coronavirus. Van de 156 gedetineerden op cluster Oost bleken in de deze periode 64 gedetineerden besmet te zijn met het coronavirus. Omdat het aantal besmettingen op cluster Oost dermate snel opliep heeft de directeur in overleg met de medische dienst, de GGD en het CT besloten om cluster Oost (alle vijf de afdelingen met in totaal 156 gedetineerden) in (cellulaire dan wel afdelings-) quarantaine te plaatsen. Om de veiligheid van de gedetineerden te kunnen waarborgen en het risico op besmetting te beperken is besloten om de gedetineerden in kleine groepjes te laten luchten. Dit leverde de directeur een organisatorische uitdaging op nu er meer luchtmomenten moesten worden aangeboden in een in tijd en ruimte beperkt dagprogramma. Het grootste probleem was hierbij dat ieder cluster maar één luchtplaats heeft. De luchtmomenten moesten niet alleen per afdeling, maar ook in overeenstemming met het soort quarantaine worden ingericht. Nu cluster Oost 156 gedetineerden telde was het dus niet mogelijk om iedereen een uur luchten aan te kunnen bieden. Om toch alle gedetineerden een luchtmoment aan te kunnen bieden kon de directeur niet anders dan het luchtmoment op 2 en 3 maart 2021 terug te brengen naar een half uur per dag. Vanaf 4 maart 2021 kon ook het sportveld als luchtplaats gebruikt worden waardoor vanaf dat moment alle gedetineerden van klagers afdeling weer een uur hebben kunnen luchten.

 

Gelet op deze uitzonderlijke omstandigheden acht de beroepscommissie het begrijpelijk dat de directeur op 2 en 3 maart 2021 niet anders kon dan het luchtmoment terug te brengen naar een half uur per dag, om zo alle gedetineerden in de gelegenheid te kunnen blijven stellen om te luchten. De beroepscommissie acht de door de directeur geboden compensatie van twee keer extra lange avondrecreatie, het uitdelen van snacks, het aanbieden van verse maaltijden en het aanbieden van films en filmkanalen voldoende. De beroepscommissie begrijpt dat klager liever op een andere wijze gecompenseerd was, maar zij begrijpt ook dat het voor de directeur niet mogelijk was om dit op een andere wijze te compenseren dan dat deze gedaan heeft. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 22 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven