Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0451/GB, 21 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/451/GB

Betreft: [klager] datum: 21 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.N. Dijkers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 februari 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 12 september 1997 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Veenhuizen.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Gesteld wordt dat klager zich viermaal heeft onttrokken aan detentie en dat klager tijdens de laatste ontvluchting een nieuw strafbaar feit heeft begaan. Klager is geheel niet bekend met enig nieuw gepleegd strafbaar feit gedurende zijn laatste
ontvluchting. Het laatste strafbare feit is uit 2001 en klager is daarvoor thans gedetineerd. Klager heeft ten gevolge van zijn medische aandoening, artritis, klachten aan zijn rechterbeen, dat door een beugel van onderaan de voet tot aan de lies wordt
ondersteund. Het risico van ontvluchting is daardoor verwaarloosbaar.
Hetgeen door de selectiefunctionaris is gesteld, is onvoldoende onderbouwd door feitelijke adviezen. Niet duidelijk is op grond van welke stukken de selectiefunctionaris de beslissing heeft genomen. Ondanks herhaalde verzoeken heeft klager noch de
raadsman deze stukken mogen ontvangen. Klager is niet in staat gesteld om zijn verzoek mondeling toe te lichten conform artikel 18, derde lid, Pbw juncto artikel 17, derde en vierde lid, Pbw en artikel 61, tweede en vierde lid,
Pbw. Hij verzoekt om alsnog in de gelegenheid te worden gesteld om zijn beroepschrift nader toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft in totaal vier onttrekkingen aan detentie op zijn naam staan. Op 2 augustus 2007 is klager aangehouden na een onttrekking van zeventien maanden. Zijn strafrestant betreft momenteel nog bijna vijftien maanden. De politie Haarlem heeft
negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening omdat klager zich meermalen tijdens detentieonttrekking schuldig heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten. Zij achten de kans op onttrekking groot gelet op de straf die klager nog moet
ondergaan. De selectiefunctionaris heeft geen verzoek ontvangen voor wat betreft de verstrekking van onderliggende stukken aan klager en de raadsman. In het selectievoorstel wordt een medische beperking genoemd. Het inrichtingsadvies geeft niet aan dat
deze beperking problemen geeft in de inrichting waar klager nu verblijft. Er is geen medische verklaring van een deskundige bijgevoegd. Gelet op de reeks van vier detentieonttrekkingen en het plegen van strafbare feiten gedurende onttrekking (niet
gedurende de laatste onttrekking), is er geen vertrouwen voor wat betreft plaatsing in een inrichting met regimaire verlofmogelijkheden. Het hiervoor genoemde is tevens een contra-indicatie voor plaatsing in een zogenaamde b.b.i. + (de
beroepscommissie
leest hiervoor: een b.b.i. zonder regime gebonden verlof).

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie stelt voorop dat in het kader van klagers beroep aan hem en zijn raadsman alle onderliggende stukken zijn toegestuurd. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van
klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. De beroepscommissie overweegt dat klager zich meermalen heeft onttrokken aan
detentie en dat de meest recente onttrekking heeft plaatsgevonden op 1 maart 2006 en tot 2 augustus 2007 heeft geduurd. Dit maakt dat de beroepscommissie van oordeel is dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 april 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven